Albert Helman is een Surinaams-Nederlandse schrijver en politicus. Hij is auteur van een omvangrijk en zeer veelzijdig oeuvre. Tijdens de Spaanse burgeroorlog vecht hij mee aan de Republikeinse zijde. In de oorlog is hij actief in het verzet. In de jaren vijftig is hij minister van onderwijs en volksgezondheid in Suriname, daarna wordt hij gevolmachtigd minister in Washington. De laatste jaren van zijn lange leven brengt de kosmopolitische Helman in Nederland door.
Jonge jaren
Albert Helman is het pseudoniem van Lodewijk (Lou) Lichtveld. Zijn vader is een vroom katholieke gouvernementsambtenaar, zijn moeder onderwijzeres. Het gezin telt negen kinderen. De voorvaderen van Helman hebben Creools, Duits, Nederlands en Indiaans bloed, zijn beide grootmoeders zijn van Indiaanse afkomst. Als twaalfjarige gaat hij in het Limburgse Rolduc naar het seminarie, maar hij keert al snel naar Suriname terug, waar hij een muziekopleiding volgt en werkzaam is als organist. In 1922 komt hij weer naar Nederland, waar hij musicologie en Nederlands studeert. Hij is korte tijd werkzaam als onderwijzer, organist en schrijft voor De Maasbode over muziek en is daarna kunstredacteur van DeTelegraaf. Hij sluit zich met een groep katholieke jongeren aan bij het tijdschrift De Gemeenschap en is van 1925-1931 redacteur van dat blad. Pieter van de Meer de Walcheren geeft hem de naam Helman ter onderscheiding van de dichter Engelman, die ook aan De Gemeenschap verbonden is. Hij debuteert met proza in 1926 met Zuid-Zuid-West en schrijft in 1929 de muziek voor de speelfilm Regen van Joris Ivens. Vanaf die tijd publiceert en componeert ‘de Renaissance-mens’ Helman, zoals hij zichzelf noemt met vrijwel jaarlijkse regelmaat.
Politiek
In 1932 vertrekt Helman naar Spanje, waar hij aan de Republikeinse zijde meevecht tegen de fascisten van generaal Franco. Over de strijd bericht hij in de NRC en De GroeneAmsterdammer. Na de overwinning van Franco vlucht Helman eerst naar Noord-Afrika en daarna naar Mexico. In 1939 keert hij terug naar Nederland, waar hij zich bekommert om Joodse vluchtelingen. Hij moet al snel onderduiken vanwege zijn linkse sympathieën, maar blijft zeer actief in het verzet onder andere als lid van de Grote Raad van de Illegaliteit. In 1949 gaat Helman terug naar zijn geboorteland, waar hij achtereenvolgens minister van Onderwijs en Volksgezondheid is en Hoofd van de Rekenkamer, voordat hij benoemd wordt aan de Nederlandse ambassade in Washington als gevolmachtigd minister. Na zijn pensionering vestigt hij zich op Tobago, later in het Italiaanse Airole en Amsterdam, waar hij, 92 jaar oud, in 1996 overlijdt. Helman is drie keer getrouwd geweest. Met Leni Mengelberg trouwt hij in 1927, samen schrijven zij kookboeken onder de naam Marion Bekker. Tijdens zijn Spaanse jaren huwt hij de Duitse beeldhouwster Lili Cornils. In de jaren zestig is hij kortstondig getrouwd met Thera Rebel.
Werk
Helman debuteert in 1923 met de gedichtenbundel De glorende dag, tot aan zijn dood verschijnen bijna jaarlijks verhalen, romans, essays, bloemlezingen, biografische teksten en composities. Alleen voor De laaiende stilte (1952) wordt hij literair onderscheiden met de Vijverbergprijs. In 1962 krijgt hij een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. In zijn omvangrijke werk overheersen twee thema’s, die soms samenvallen. Liefde en hartstocht nemen zowel in zijn gedichten als verhalen en romans , zoals in De medeminnaars (1953) een belangrijke plaats in. Het belangrijkste thema is het leven tussen twee landen, Nederland en Suriname, en de verschillen tussen zogenaamd primitieve culturen en de ‘beschaafde’ Westerse. Helmans eerste roman Zuid-Zuid-West (1926) gaat over de uitbuiting van Suriname door Nederland als kolonisator. Zijn bekendste roman is De stille plantage (1931), waarin een familie Hugenoten van Frankrijk via Nederland naar Suriname uitwijkt. Daar willen de familieleden een plantage stichten waar rechtvaardigheid en liefde de leidende beginselen zijn, maar de onderneming mislukt op een jammerlijke manier. De rassentegenstellingen blijken sterker dan de idealen. Helman belicht dezelfde thematiek vanuit een ander perspectief in De laaiende stilte. De romans Mijn aap schreit (1928) en Mijn aap lacht (1953) gaan over de verschillen tussen mens en dier, uitgaande van de veronderstelling dat mensen wreder en slechter zijn dan dieren. Een goed voorbeeld van een politieke roman is De dolle dictator (1935), waarin Helman zijn Spaanse ervaringen heeft verwerkt. In de laatste periode van zijn leven publiceert Helman voornamelijk bloemlezingen en historische werken.