Conrad Busken Huet

Conrad Busken Huet is de belangrijkste criticus van de negentiende eeuw. Door zijn uiterst kritische stukken en zijn scherpe toon verandert het aanzien van de kritiek voorgoed.

Busken Huet was door zijn familie voorbestemd om dominee te worden, maar hij valt na enige jaren op de kansel van zijn geloof. Vanaf dat moment wordt de literatuur voor Busken Huet het allerbelangrijkste. Hij ziet het als taak het publiek goede literaire smaak bij te brengen en het niveau van de Nederlandse literatuur te verhogen. Zijn pen wordt gevreesd en hij maakt vele vijanden. Nadat hij door een rel gedwongen wordt de redactie van het tijdschrift De Gids te verlaten, vertrekt hij naar Nederlands-Indië. De laatste jaren van zijn leven woont hij in Parijs.

 

Hugenoten en predikanten

Conrad Busken Huet wordt geboren op 28 december 1826 in Den Haag. De familie Busken Huet behoort tot de Franse Hugenoten. Veel leden van de familie zijn predikant in de Waalse Kerk en ook Conrad Busken Huet wordt voor het ambt van dominee klaargestoomd. Zijn vader verlangt van hem dat hij in Leiden theologie gaat studeren.

 

Studie

Heel serieus vat Busken Huet zijn studie niet op. Hij bouwt in Leiden een reputatie op als losbol en wekt veel wrevel bij de hoogleraren. Velen vinden Busken Huet ongeschikt voor het predikantschap. Toch lukt het hem om af te studeren en wordt hij op zijn vijfentwintigste dominee. Aanvankelijk in Utrecht, later in Haarlem.

 

Anne Dorothée van der Tholl

In Haarlem ontmoet hij Anne Dorothée van der Tholl. Ze is onderwijzeres en publiceert zelf ook. Ze trouwen op 13 oktober 1859.  In 1860 krijgen ze een zoon: Gideon.

Onder invloed van de modernistische stromingen twijfelt Busken Huet steeds meer aan het geloof. Zijn twijfel verwoordt hij in een gefingeerde correspondentie met Anne. Onder de titel Brieven over den Bijbel worden deze brieven in 1858 uitgegeven. Busken Huets mening dat de Bijbel niet het woord van God is, veroorzaakt grote ophef. In 1862 neemt hij ontslag als predikant.

 

Kritiek

Busken Huet wijdt zich verder volledig aan de journalistiek en de literaire kritiek. De literatuur gaat in het leven van Busken Huet de rol van het geloof vervangen. In de literatuur van een land wordt volgens hem het peil van de beschaving van dat land weerspiegeld. Op basis van zijn kennis van de buitenlandse literaturen vindt hij dat het niveau in Nederland te laag is. In zijn kritieken trekt hij fel van leer en spaart hij niemand. Hij plaatst vraagtekens bij reputaties van helden uit het verleden als Cats en Bilderdijk en schroomt ook niet om de populaire schrijfster Bosboom-Toussaint aan te vallen. Busken Huet krijgt als bijnaam ‘De beul van Haarlem’.

 

De Gids

Zijn belangrijkste kritieken schrijft Busken Huet in De Gids. Criticus en redacteur E.J. Potgieter had hem daar in 1859 binnengehaald. Vanaf 1862 is Busken Huet zelf ook redacteur. Onder het duo groeit De Gids uit tot het belangrijkste literaire tijdschrift van zijn tijd, vooral door de scherpe kritieken van Busken Huet. In 1865 komt een eind aan deze periode. Busken Huet wordt uit de redactie gezet omdat hij in één artikel het koningshuis belachelijk had gemaakt en in een ander de liberale politicus Thorbecke. Potgieter stapt uit solidariteit ook uit de redactie.

 

Indië

Busken Huet ziet geen toekomst meer in Nederland en vertrekt in 1868 met zijn gezin naar Nederlands-Indië. Hij wordt er eerst redacteur van de Java-Bode en richt later zijn eigen dagblad op, het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indië. In deze dagbladen is de toon van Busken Huet veel bedaarder. In Indië ziet hij het vooral als zijn de taak de kleine en cultureel geïsoleerde Nederlandse bevolking voor te lichten. 

Lidewyde

Toch onstaat er in 1868 nog een rel rond Busken Huet. In dat jaar laat hij zijn roman Lidewyde verschijnen. Het boek handelt over een overspelige vrouw die een jonge provinciale jongen verleidt en in het verderf stort. De Nederlandse kritiek reageert ontsteld, vooral vanwege de openlijke erotiek.

 

Parijs

In 1876 keert het gezin Busken Huet terug naar Europa. Niet naar Nederland, want daar voelt hij zich niet meer thuis, maar naar Parijs. De Indische krant laat hij onder de hoede van een neef. In deze jaren publiceert Busken Huet nog twee van zijn belangrijkste boeken: Het land van Rubens (1879) over België en Het land van Rembrand (1884) over Nederland.

Hij probeert ook zijn kritische werk weer te hervatten, maar de vroegere passie heeft hem verlaten. De teleurstelling over Nederland, dat maar niet tot een echt cultuurland wil uitgroeien, overheerst.

 

Conrad Busken Huet overlijdt op 1 mei 1886 achter zijn schrijftafel, met zijn pen nog in de hand. Hij ligt begraven op cimétière Montparnasse in Parijs.

 

Het Literatuurmuseum beheert een aantal brieven van Conrad Busken Huet. Bijvoorbeeld aan H.J. Schimmel, Charles van Deventer en Frans Erens. Er is ook een manuscript aanwezig van de toespraak die Busken Huet hield bij de begrafenis van zijn vriend en collega-schrijver P.A. de Genestet. Een omvangrijk onderdeel van de collectie Busken Huet vormen de mappen met familiepapieren. Hierin bevinden zich allerlei documenten van het voorgeslacht van Busken Huet, vanaf het begin van de achttiende eeuw.

Zie voor een overzicht van alle documenten van Conrad Busken Huet in het Literatuurmuseum onze catalogus.

 

Links

www.literatuurgeschiedenis.nl

Werk van Busken Huet bij het Project Laurens Jz Coster

www.dbnl.org