Frans Kellendonk wordt geboren op 7 januari 1951 in Nijmegen. Hij studeert Engelse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1978 promoveert hij.
In 1977 verschijnt als zijn literaire debuut de verhalenbundel Bouwval. Zijn belangrijkste boek is Mystiek lichaam uit 1986. Rond deze roman ontstaat grote ophef. Het boek bezorgt hem verwijten van homofobie en antisemitisme. Toch wordt de roman ook geprezen en krijgt hij er de F. Bordewijk-prijs voor.
Nijmegen
Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen in een katholiek milieu. Frans is het oudste kind en de enige zoon van Gerard Kellendonk en Theodora Cillesen. Na hem krijgen ze nog drie dochters. Op zijn twaalfde begint de jonge Kellendonk al aan zijn eerste uitgave: het gezinsblad De Huiskrant, dat hij maakt op een typemachine van zijn vader. In 1963 publiceert het dagblad De Gelderlander het verhaal ‘Tante Sjaan en haar zonderlinge belevenis’. Kellendonk had het verhaal samen met een vriendje geschreven. Het is feitelijk zijn officiële debuut. In de jaren 1966-1968 schrijft hij ook veel in de schoolkrant van het Nijmeegse Dominicuscollege. In 1969 verschijnt de gestencilde uitgave Het reuzenrad. Vijf gezellige episoden, onder het pseudoniem Kelly. Het werd gedrukt door broeder Aegidius van het Dominicuscollege en het bevat tekeningen van Kellendonk zelf.
Studie Engels
Na zijn eindexamen gaat Kellendonk Engelse taal- en letterkunde studeren aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij doet er ondermeer een voorkeur op voor schrijvers als T.S. Eliot, Percy Wyndham Lewis en Ezra Pound. Allemaal auteurs die cultuurkritische werken schreven. Zijn studie zou leiden tot een promotie over het Engelse uitgevershuis Marriot in 1978. Hij wordt ook actief als vertaler. In de zomer van 1971 ontmoet Kellendonk zijn geliefde Jan Duyx. Eerst gaan ze samenwonen in Nijmegen, later trekken ze naar Amsterdam. Kellendonk neemt diverse baantjes op zich, als bibliothecaris, maar ook als docent op middelbare scholen en aan de universiteit van Utrecht. Jan Duyx begint een loopbaan in de psychiatrie. Ondertussen broedt Kellendonk verder op zijn eigen literaire werk. Bijna al zijn jeugdwerk had hij in 1971 al verbrand, om met een schone lei tot een eigen visie te kunnen komen.
Bouwval
In 1977 verschijnt de verhalenbundel Bouwval. Het boek is een grote verrassing, ook omdat eigenlijk niemand in de literaire wereld Kellendonk kende. In hetzelfde jaar krijgt hij al de Anton Wachterprijs, een aanmoedigingsprijs voor jonge schrijvers. Ook wordt hij gevraagd voor de redactie van het literaire blad De Revisor. In De Revisor schrijven ook Dirk Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier en Doeschka Meijsing. De journalistiek ontdekt een nieuwe stroming ‘Het academisme’, omdat deze auteurs een voorkeur zouden hebben voor de constructie in plaats van de plot of het verhaal . Criticus Aad Nuis meende dat de Revisor-schrijvers boeken schreven zoals ze op de universiteit uit elkaar werden gehaald. Frans Kellendonk vond het hele begrip ‘academisme’ onzin en hij nam er bij de aanvaarding van de Anton Wachter-prijs afstand van. Toch wijken de boeken van de Revisor-schrijvers af van wat anderen doen tijdens de jaren zeventig. Ze hebben inderdaad meer aandacht voor de werking van de verbeelding. Ze schrijven geen realistische verhalen over hun jeugd. De verschillende opvattingen leiden tot een interessant debat tussen Kellendonk en Maarten ’t Hart.