Menno ter Braak heeft tijdens het Interbellum een enorme invloed uitgeoefend op het intellectuele leven in Nederland. Hij is schrijver, een scherpzinnig essayist, een zeer belezen cultuur–en literatuurcriticus, die met E. du Perron en Maurice Roelants het belangrijke literaire tijdschrift Forum opricht. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog pleegt Ter Braak, een fel tegenstander van het Nazi-bewind, zelfmoord.
Studie
Menno ter Braak wordt geboren in een doktersgezin. Al op jeugdige leeftijd valt hij op door zijn intelligentie en scherpzinnigheid. Hij studeert geschiedenis en Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en is tijdens zijn studentenjaren redacteur van Propria Cures. Vroeg werk van Ter Braak verschijnt in De Vrije Bladen van zijn vriend H. Marsman. Ter Braak promoveert in 1928 op de middeleeuwse Duitse keizer Otto III. Daarna is hij enkele jaren als leraar actief onder andere aan het Rotterdams Lyceum. In die tijd publiceert hij veelvuldig over de film die hij, zoals hij schrijft in het essay Cinema militans (1928) als kunstvorm erkend wil zien. Een jaar daarvoor heeft hij de Nederlandsche Filmliga opgericht. Van 1933 tot aan zijn dood is Ter Braak letterkundig redacteur van het Haagse dagblad Het Vaderland. In zijn ‘Kronieken’ bespreekt hij niet alleen recent verschenen boeken, maar gaat hij ook in op de tijdgeest. Bovendien is hij door zijn grote belezenheid in staat romans en essays met elkaar te vergelijken en ze in een internationaal kader te plaatsen. In persoonlijk opzicht kent Ter Braak enkele kortstondige, weinig gelukkige verhoudingen. Veel ophef in zijn vriendenkring veroorzaakt de affaire en het voorgenomen huwelijk met de Berlijnse Gerda Geissel. Uiteindelijk keert zij naar Duitsland terug. In 1933 huwt Ter Braak Ant Faber, die haar man 57 jaar zal overleven.
Essays
Zijn vroege essays, deels ontstaan in zijn studententijd, bundelt Ter Braak in Afscheid vandomineesland (1931) en Man tegen man (1931). Het carnaval der burgers (1930) is duidelijk beïnvloed door de Duitse filosoof Hegel: door tegenstellingen aan te scherpen komen tot een synthese. Behalve van Hegel is Ter Braak zeer onder de indruk van Prometheus van Carry van Bruggen, waarin de zoekende kunstenaar versus de conventionele burger ook een belangrijke rol speelt. In Het carnaval, maar ook in andere werken, weigert Ter Braak zich vast te leggen, zijn teksten zijn slechts ‘tijdelijke behuizingen’, hij wil standpunten kunnen veranderen en zich nergens definitief op vastleggen. Ter Braaks roman Hampton Court (1931) ligt in het verlengde van zijn veel besproken essays. De burger en de dichter, de kunstenaar, leven in twee andere werelden.
Forum
In 1930 raakt Ter Braak bevriend met Edgar du Perron. De correspondentie tussen beide literatoren behoort tot de belangrijkste uit de twintigste eeuwse literatuur. Met Maurice Roelants richten zij het toonaangevende tijdschrift Forum (1932-1935) op, waarin Ter Braak zijn essay Démasqué der schoonheid publiceert, dat aan de basis ligt van de beroemd geworden ‘vorm of vent’ - discussie. Het schoonheidsideaal van de Tachtigers wordt door Ter Braak verworpen, hij gaat uit van het beginsel van de eigen voorkeur. Een schrijver moet niet kiezen voor een vaste vorm, maar voor het avontuur van het ware, het leven. De ideeën van de filosoof Nietzsche waren niet vreemd aan die van Ter Braak, die na zijn tweede, autobiografische roman Dr. Dumay verliest (1933) in 1934 Politicus zonder partij publiceert. Daarin verdedigt hij de idealen van ‘honnête home’, de mensen die zuiverheid en integriteit voorstaan en niet ‘zwendelen’ met hun standpunten, zoals veel politici. Veel van zijn de aandacht trekkende essays uit Forum bundelt Ter Braak in Het tweede gezicht (1935).
Het nationaal-socialisme
Door zijn studie en belangstelling is Menno ter Braak duidelijk Duits georiënteerd. De ontwikkelingen in het Duitsland van de jaren dertig beziet hij dan ook met argusogen. Steeds duidelijker komt hij op voor de democratie, waarover hij zich eerder negatief heeft uitgelaten. In Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) analyseert hij op briljante wijze de opkomst van de Nazistische beweging en waarschuwt hij dat de opmars en aanhang van de Nazi’s veel grotere en angstaanjagender vormen aanneemt dan velen denken. Met Du Perron, dominee Buskes en Jan Romein richt Ter Braak Het comité van waakzaamheid (1936-1939) op. In 1939 verschijnt zijn vertaling en bewerking van De nihilistische revolutie. Schijn en werkelijkheidin het Derde Rijk van Hermann Rauschning. In De nieuwe elite (1939) komt Ter Braak andermaal terug op zijn duidelijke keuze voor de democratie: de oude gevestigde machten moeten plaatsmaken voor een nieuwe democratische elite. Vlak voor de oorlog is Ter Braak ook nauw betrokken bij een aantal uit Duitsland afkomstige auteurs, die hun vaderland verlaten uit angst voor de Nazi-terreur. Onder hen is Nobelprijswinnaar Thomas Mann, met wie Ter Braak bevriend raakt.