Rhijnvis Feith

Rhijnvis Feith, die gepriviligeerd opgroeit, is de Nederlandse vertegenwoordiger van het Sentimentalisme bij uitstek. Zijn bekendste werk is de roman Julia. Politiek gezien was Feith een aanhanger van de patriotten. Behalve gedichten, beschouwingen en briefromans, componeert Feith enkele cantates en publiceert hij een studie over de filosoof Kant.

 

Afkomst

Feith stamt uit een gefortuneerd regentengeslacht afkomstig uit Elburg. Hij is enig kind van Pieter Feith en Elisabeth Spaer. Zijn vader is ontvanger van ‘convooien en licenten’, een hoge belastingambtenaar. Rhijnvis (deze ongebruikelijke voornaam komt van generatie op generatie in het geslacht Feith voor) krijgt thuis privé-onderricht, volgt een jaar het Athenaeum in Deventer en studeert dan rechten aan de Leidse universiteit, waar hij in 1770 promoveert. Het beroep van advocaat vervult hij amper, hij wordt voor korte tijd burgemeester van Zwolle en in die hoedanigheid neemt hij het beroep van zijn vader over. Als welgesteld man heeft hij veel tijd om zich aan de kunsten te wijden. De winters brengt hij in Zwolle door, de zomers op zijn geliefde landgoed Boschwijk. In 1772 trouwt hij met de uit Oost-Friesland afkomstige Ockje Groeneveld. Het echtpaar krijgt negen kinderen.

 

Werk

Feiths werk staat duidelijk onder invloed van buitenlandse voorbeelden als Edward Young, Friedrich Klopstock  en Baculard d’Arnaud. De door hem zeer bewonderde Klopstock ontmoet Feith in 1781 in Hamburg. In zijn vroegste werk, verzameld in Oden en gedichten I, wordt het gevoel nog door de rede getemperd, later zal Feith de ‘gevoelskant’ in zijn werk steeds meer benadrukken. Voor hem is de definitie van Sentimentalisme niet het simpele uitstorten van gevoelens maar: alles wat op het gevoel inwerkt en het gevoel laat ontplooien.

Feith schrijft daar uitgebreid over in zijn beschouwingen, die gebundeld worden in vier delen: Brieven over verscheidene onderwerpen (1784-1789). Het meest bekend is hij geworden met zijn roman Julia, waarvan ook in de laatste decennia nog edities zijn verschenen. Julia is een hoogst romantisch verhaal over twee geliefden die elkaar ’s nachts aan de waterkant ontmoeten en daar uitgebreid met elkaar over verheven onderwerpen praten. De roman eindigt met de dood van de jonge vrouw en de minnaar wenend op haar graf. Er is veel gespeculeerd over wie er model heeft gestaan voor de verhaalpersonages. Meestal zijn ze getraceerd in de Overijsselse omgeving waar Feith het grootste deel van zijn leven doorbrengt, maar er is ook een theorie die uitgaat van een welgestelde Leidse vrouw als inspiratiebron. Behalve Julia publiceert Feith de roman Ferdinand en Constantia (1785) en een aantal treurspelen over bewonderde historische figuren: Lady Johanna Gray (1791) en Ines de Castro (1793). Naast een beschouwing over het werk van Immanuël Kant schrijft Feith uitgebreid over filosofie in zijn Brieven aan Sophie (1806). 

Poëzie

Behalve Julia blijft Feiths dichtkunst lange tijd populair. Kort na zijn dood in 1826 verschijnen ze in een verzamelde editie. Vooral Het graf (1792) en De ouderdom (1802) worden nog altijd gelezen. Het graf is de wanhopige klacht van een getourmenteerde ziel.

Het is een tekst die de positie van Feith nog eens onderstreept: een overgangsfiguur tussen classicisme en romantiek.

 

Politiek

Vermoedelijk onder invloed van zijn buurman Joan Derk van der Capellen tot den Pol sluit Feith zich aan bij de patriotten. Als het gezag van stadhouder Willem V wordt hersteld, blijkt dat Feith niet zozeer anti-stadhoudergezind is, dan wel een tegenstander van de aristocratische staatsgezinde partij. In Zwolle is Feith op tal van maatschappelijke gebieden actief, ook in de Vereniging tot nut van het algemeen. In 1779 ondertekent Feith een petitie waarin hij het stadsbestuur vraagt om het begraven in kerken om hygiënische redenen te verbieden. De ironie van het lot wil dat hij zelf in de Michaëlkerk in Zwolle wordt begraven. Al spoedig wordt hij echter herbegraven op de Algemene Begraafplaats.

 

Het Literatuurmuseum bezit een kleine collectie brieven van en aan Rhijnvis Feith, waarvan de epistels van Willem Bilderdijk aan Feith het belangrijkste zijn. Voorts bezit het museum gravures van Feith en van titelbladen van zijn werk, alsmede een aantal uitgaven van het nageslacht Feith.

Zie voor een overzicht van alle documenten van Rhijnvis Feith in het Literatuurmuseum onze catalogus.

 

Links

www.dbnl.org