Een koffer en een gouden pak: Johnny van Doorn, performing poet onderweg

Toen Joost Oomen voor het eerst Johnny van Doorn opzocht (op YouTube nota bene, niet in de bibliotheek), betrad hij een wereld van loeihard voorgedragen gedichten en vreemde pseudoniemen. In het Literatuurmuseum bekijkt hij het gouden optreedpak van ‘Johnny the Selfkicker’.

 

In de catacomben van het Literatuurmuseum ligt een gouden pak. Het ligt er in een bruine kartonnen doos. Het is geen driedelig pak of smoking, veel eerder een pak voor een popster of goeroe. De broek van het kostuum is gemaakt van een ruw soort stof, polyesterachtig, vakkundig maar met grote halen in elkaar genaaid met goudkleurig garen. Het bovenstuk is van dezelfde stof, maar aan de randen keurig afgebiesd met goudkleurig lint. Op de borst is een patroon van zilverkleurige vierkantjes genaaid, die nog het meest doen denken aan van die grote vlokken confetti die tijdens televisieshows en huldigingen in de Tour de France worden gebruikt. Er zijn grote zilverkleurige epauletten op de schouders gezet, maar het bijzonderste van dit pak bevindt zich juist onder de schouders, onder de oksels zelfs. Als de drager van het pak zijn armen omhoog zou bewegen, ontvouwen zich als een Japanse waaier twee drakenvleugels van plastic. Glimmend, glad en breekbaar als een oud fotonegatief.  

 

Dit gouden pak is van Nederlands bekendste performing poet, de dichter Johnny van Doorn. Of eigenlijk is het het pak van Johnny the Selfkicker, want in de tijd dat hij dit pak droeg betrad hij de podia onder deze naam.  

 

 

Het optreedpak van Johnny van Doorn. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Op dit schilderij lijkt een andere Johnny van Doorn afgebeeld: de verstilde verhalenverteller

Bekijk portret

Johnny van Doorn is voor mij, en voor vrijwel elke andere dichter die meer dan twintig keer per jaar op een podium staat, een inspiratiebron en een ijkpunt. Ik heb jaloers naar het filmpje van het tumult gekeken dat ontstond na zijn optreden bij Poëzie in Carré in 1966. Ik heb met mijn studentenband het gedicht ‘Een magistrale stralende zon’ als cover gebracht in een zeecontainer, een universiteitsbibliotheek en in een tot theater omgebouwde katholieke kapel en elke keer bleek het gedicht nog prima te werken. Het is mij meerdere keren overkomen dat ik, nadat ik mijn gedichten misschien iets luider dan normaal voorgedragen had, na afloop werd aangesproken door iemand die wilde vertellen dat ik hem of haar zo aan Johnny the Selfkicker deed denken en elke keer dat ik dat compliment kreeg glom ik van trots. Behalve de eerste keer, want ik had nog nooit van die Johnny gehoord.

 

Toen ik hem eenmaal thuis opzocht (op YouTube nota bene, niet in de bibliotheek), betrad ik een wereld van loeihard voorgedragen gedichten en vreemde pseudoniemen als Electric Jesus, Electric Goebbels, Meester van de Chaos en Professor Eitje. De naam Johnny the Selfkicker bleef van al deze pseudoniemen blijkbaar het beste bij het publiek hangen en het is dan ook die naam die prijkt op Johnny van Doorns eerste twee bundels en de lp Eureka, het ei van Columbus (1969). Op de hoes staat een foto van de artiest zelf die, gezeten op de rand van een bad vol schuim, een lichtblauwe voetbalsok in een zalmroze toilet probeert te gooien. Gehuld in zilveren laarsjes én het gouden pak.  

 

 

Johnny the Selfkicker in het gouden pak op de hoes van Eureka, het ei van Columbus

 

 

‘Dat gouden pak werd gemaakt door de vrouw van de architect Rem Koolhaas (beeldend kunstenaar Madelon Vriesendorp, red.),’ vertelt de weduwe van Van Doorn, Yvonne van Doorn-Mousset, wanneer ik een beetje zenuwachtig bij haar op de thee mag komen om haar uit te horen over het gouden pak. ‘Het werd al een jaar eerder dan de plaat gemaakt, rond het uitkomen van Johnny’s tweede bundel De heilige huichelaar. De regisseur Henk Meulman wilde toen een korte film van de voordracht maken en daarvoor werd het pak in elkaar gezet. Maar omdat we nog iets bijzonders voor de voorkant van de hoes zochten en Johnny het pak nog prima paste, kwam het op die foto terecht.’  

 

De plaat werd opgenomen en geproduceerd door Wim de Bie, die contact legde met Johnny via Yvonne. Yvonne werkte op dat moment als interviewster en presentatrice voor het radioprogramma Uitlaat en Wim de Bie was haar regisseur en eindredacteur. Het was ook Wim de Bie die Johnny en Yvonne aanraadde om in Amsterdam-Noord te komen wonen, een plek waar in de nieuwbouw vele kunstenaarsgezinnen neerstreken. Yvonne vertelt dat Johnny te voet naar het huis van Wim kon om in zijn huiskamer de opnames voor de plaat te maken.  

 

‘Wim sloeg dan op een gong en Johnny begon te vertellen.’  

 

 

Eureka, het ei van Columbus, achterzijde

 

 

Op de achterkant van de hoes van Eureka, het ei van Columbus loopt Johnny over een omgeploegde akker. Nu heeft hij een simpel, donker colbert aan, een zwarte broek en een wit overhemd. Hij is duidelijk onderweg naar iets, waarschijnlijk een optreden. In zijn linkerhand houdt hij een koffertje.  

 

‘Ik regelde alles voor hem in die tijd,’ vertelt Yvonne. ‘Ik maakte de afspraken over de aanvangstijd, de gage, de reiskosten. Hij ging overal naartoe. België, Groningen, een Molukse avond in Assen, het Concertgebouw, een studentenvereniging. In het begin ging ik vaak met hem mee, later minder toen onze zoon geboren was en weer later weer meer, tijdens zijn onemanshow, om in de schouwburgen zijn schmink te doen. Altijd reisde hij eersteklas en vanaf het station met de taxi weer naar huis. Als organisaties daar wel eens moeilijk over deden, gaf ik als antwoord dat volgens Johnny het optreden begon als hij de deur uit liep. Dat was ook echt zo. En altijd droeg hij dat koffertje met hem mee. Een Hema-koffertje. Ik geloof dat hij er wel twintig versleten heeft. Daar zaten zijn teksten in, van alles. Zijn bundels natuurlijk, maar ook dingen die hij die dag nog had geschreven. Hij kon in zijn eentje makkelijk een uur vullen.’ 

 

Een van die twintig koffers is bewaard gebleven. Het is een wit exemplaar, met een zwart handvat en ijzeren beslag. De voering heeft een beige ruitjesmotief en boven het hengsel is de tekst ‘Fly Away’ gedrukt. Het is een doodsimpel koffertje, dat mee moet zijn geweest naar tientallen optredens.  

 

‘Johnny trad zo’n vijf keer in de maand op,’ zegt Yvonne. ‘Hij zei: ik ben een marskramer in de poëzie. Bij zijn begrafenis waren er allerlei collega’s, mensen van naam. Freek de Jonge bijvoorbeeld en mensen van de televisie. De vader van Johnny, die toen nog leefde, was er danig van onder de indruk. Maar er was óók een groep taxichauffeurs. Ik heb ze nog gevraagd of ze er waren vanwege de fooien. “Nee,” zeiden ze. “We vonden hem allemaal zo fantastisch. We hebben nog overlegd met de collega’s wie vrij kreeg om naar zijn afscheid te kunnen gaan.”’ 

 

Om de beide zijdes van de platenhoes, de beide kanten van het schrijverschap van Johnny van Doorn te eren, is het misschien een goed idee het gouden pak voortaan niet meer in een kartonnen doos, maar in het Hema-koffertje te bewaren. De dichter in zijn rol als marskramer, een monumentje voor de performing poet onderweg.  

 

 

Het optreedkoffertje van Johnny van Doorn. Collectie: Literatuurmuseum