(Arends zou een einde aan zijn leven maken door uit het raam van zijn woning op vijfhoog te springen.)
Er is veel aandacht voor de geestesziekte van deze kunstenaars. In Nederland is waarschijnlijk de bekendste schrijver met een psychische aandoening de dichter Gerrit Achterberg (1905-1962). Ik kan dat zo opschrijven omdat Achterberg zelf in 1937 bekende dat hij zijn hospita had vermoord – nadat hij haar zestienjarige dochter had aangerand en verwond – maar dat hij niet meer wist dát hij het gedaan had. De rechter verklaarde hem niet toerekeningsvatbaar.
Het opmerkelijke is: in de bezorging van het werk van Achterberg én in de mythevorming rond zijn persoon is zijn geestesziekte altijd afgedekt. Hij werd gezien als een romanticus, een Orpheus op zoek naar zijn Eurydice. Zijn drankzucht en gewelddadige buien hoorden bij het verlies van de liefde, niet bij een persoonlijkheidsstoornis.
Een krankzinnige moord
Maar de krankzinnige moord kende een voorgeschiedenis: Achterberg had al – met pistool in de hand – gedreigd zelfmoord te plegen (zijn manier om een verloving te verbreken), was vanwege ‘zielsziekte’ afgewezen voor militaire dienst, en was meerdere malen opgenomen geweest in verschillende psychiatrische inrichtingen. Na zijn veroordeling, tot 1943 verbleef hij weer langere tijd in instellingen. In 1955 pas werd zijn tbs opgeheven.
Het was opmerkelijk genoeg in deze periode dat Achterberg zijn meest bekende werken schreef. De dichter ontving in 1949 de P.C. Hooft-prijs voor de poëziebestseller En Jezus schreef in ’t zand (stond ook bij mijn ouders in de kast), in 1954 de Poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam en in 1959 de Constantijn Huygens-prijs, een oeuvreprijs.
Achterbergs poëtische genie lag niet uitsluitend in zijn romantische wereldbeeld, noch in zijn geestesgesteldheid, maar in zijn talent voor taal – en misschien ook in de tijd die hij had om hard te werken. Waarom de romantiek niet en de waanzin wel onder het tapijt vegen? Bij Arends gaat het altijd over zijn zelfmoord, en bij Van Gogh over zijn oor. Bij Achterberg gaat het nooit over de moord. En als dat wel zo is wordt er geen verband gelegd met het werk, inhoudelijk.
Beste Achterberg
Toen Achterberg – in 1924 gedebuteerd met de bundel De zangen van twee twintigers en met de bundels Afvaart (1931) en Eiland der ziel (1939) al een behoorlijk bekende dichter – in januari 1940 in een inrichting zat, kreeg hij een brief van niemand minder dan H. Marsman. Zijn Paradise Regained (1927) was een van de bekendste vooroorlogse dichtbundels.
Het begin is fantastisch.
‘Beste Achterberg’, schrijft Marsman, niet: ‘Beste Gerrit’ of ‘Lieve G.’, nee, gewoon: ‘Achterberg’. ‘(Laten wij elkaar bij den naam noemen, als leden van de “Kleine Republiek”.) Ik vermoed dat Marsman hier doelt op de kleine republiek van dichters.