Lieve Fritzispitzi-scharrelmuis

Cees Nooteboom signeerde een dichtbundel voor Fritzi Harmsen van Beek en voegt daar een geheime opdracht bij. Elfie Tromp is geïntrigeerd en schrijft een persoonlijke brief aan Harmsen van Beek.

 

Hemelse vrouw Frederike

Bekijk de online expositie

Ik wil het met je hebben over de liefde. Niet de romantische kus-kus-kus-daarkomenkindjesvan-liefde, maar de soort liefde die je vindt in de ingelijste kiekjes van een huisdier op de schouw. Het versieren van een boterham met Smarties. Een poppetje van vilt in een beschilderde walnoot. Kleine liefde. Die al het grote Leed, Smart en Twijfel weet te sussen. Jij bent de koningin van het kleine gebaar. Dat soms dient als troost. Maar ook: plezier. Geen schaterlach per se, maar wel een ingehouden gegrinnik. Een grijns tussen twee trekjes van een sigaret door. Dat ben jij.


Ik wil bij je in de leer. Leren hoe ik mijn vrienden het hof kan maken. Mijn kind kan versieren. Flirten met mijn kat. Dartel zonder onnozel te zijn. Trots zonder arrogant. Open, maar niet behaagziek. Vlijen maar niet flemen. Knus.

Je hebt je een slag in de rondte getekend, geknutseld, gebabbeld en gerookt. Je stond bij zonsopgang te dansen op de houten veranda van Jagtlust. Je hebt stilletjes gesnikt op de vide bij het raam met de glazen figuurtjes. Je hebt braaf geklapt op de boekpresentatie van de zoveelste dichter die zijn roodborstjesborst bolde en zijn lied kwetterde.

 

 

Jij bent de koningin van het kleine gebaar

 


Zo stond je ook bij Cees. Hij joeg grootse dromen na. Zoog zijn longen vol lucht om zoveel mogelijk woorden te vormen van zijn ademstroom. Hij wilde van alles en nog wat en hij kreeg een hoop voor elkaar. Vond zichzelf heel wat. Maar jij wist wel beter. Cees was ook maar een mannetje met grote ogen, dat steeds de zaal in keek of jij nog wel terugkeek. Een roodborstje heeft een kruimeltje nodig. En jij wierp het toe. Waarom ook niet? Het was een mooi vogeltje, een dapper vogeltje.

Hij aarzelde lang toen je aan zijn tafeltje stond. De pen boven het papier.

'Voor Fritzi,' schreef hij uiteindelijk en eronder, een geheim. Een opdracht. Iets kleins en waarachtigs. Hij schaamde zich ervoor. Het was te zacht, te oprecht, en kraste het ogenblikkelijk door. Je had het al gezien, maar zei niks. Nam een trekje van je sigaret en glimlachte.

Later had hij de bundel uit je kast gehaald en de krassen eruit geknipt. Een onschuldig bloemetje op de plek van het gat getekend.