De lijst schetst een dolende Lodeizen. Met zijn studie gaat het niet goed, hij wilde biologie studeren, maar met zijn alfadiploma is dit in Nederland onmogelijk en wordt het een rechtenstudie. Hij komt vaak niet opdagen tijdens colleges maar is wel op zoek naar iemand die hem zou kunnen begeleiden zodat hij alsnog examens kan doen. Uiteindelijk zal hij in 1946 stoppen met deze studie en alsnog biologie gaan studeren, in Amherst (Massachusetts).
Aangezien hij blijkbaar voornemens is te solliciteren bij de Bataafse Petroleum Maatschappij, langs wil gaan bij een wervingsbureau en wil kijken of Cor Ruys (revueartiest en kennis van de moeder van Lodeizen; in 1945 was Ruys directeur van Het Vrije Toneel) hem ‘gebruiken kan’, lijkt het erop dat hij hier zelf al weinig fiducie meer heeft in de toekomst van zijn studie.
Tegelijkertijd is hij bezig met de literatuur. Hij zoekt een uitgever voor een ʻDagboekʼ en een letterkundig tijdschrift voor zijn sonnetten. En dan is er nog het mierenartikel.