Juryrapport Theo Thijssen-prijs 1979
Met ruime meerderheid van stemmen heeft de jury voor de staatsprijs van kinder- en jeugdliteratuur besloten de schrijver Guus Kuijer voor te dragen voor deze driejaarlijkse onderscheiding. Zijn kinder- en jeugdboeken hebben zich de afgelopen jaren onderscheiden door een ongewoon heldere stijl van schrijven en door een benadering van thema’s en onderwerpen, die – over het algemeen – niet alleen dicht bij de actualiteit staan, maar die ook een voortdurende betrokkenheid hebben met de wereld van kinderen zelf. Guus Kuijer staat niet als een volwassene boven zijn lezers, noteert niet vanaf de zijlijn of over de hoofden van de kinderen heen, maar probeert zoveel mogelijk zijn verhalen naar de kinderen toe te schrijven. Met hun eigen woorden vaak, met hun eigen verwondering over de meest alledaagse dingen, met hun eigen – kritische – kijk op de wereld om hen heen. In het algemeen wordt er in zijn boeken geen onderscheid gemaakt tussen de ervaringswereld van kinderen en die van volwassenen.
+
Centraal in zijn werk tot nu toe staan de zogenaamde Madeliefboeken (Met de poppen gooien; Grote mensen, daar kun je beter soep van koken; Op je kop in de prullebak; Krassen in ‘t tafelblad). Stuk voor stuk met warmte geschreven kinderboeken, die een onmiddellijke herkenbaarheid gemeen hebben. Opvallend daarnaast is de constante aanwezigheid van humor (en een lichte ironie), nooit geforceerd of oubollig, maar altijd prikkelend voor de verbeelding.
De thema’s van de Madeliefboeken worden dicht bij huis gevonden, maar zijn nooit alledaags. En dat wil dan zeggen dat – om een voorbeeld te noemen – in Op je kop in de prullebak de school centraal staat, compleet met verwijzingen naar de veranderingen die er vandaag bijhoren. Maar dat de schrijver niet de fout maakt om over de hoofden van de kinderen heen een soort karikatuur te tekenen van een ‘alternatieve onderwijssituatie’. Nee, de belangrijkste eigenschap van de betreffende onderwijzer van de klas van Madelief is dat hij tussen zijn kinderen staat, dat hij solidair is met zijn klas. Voor een groot deel wordt hij door Guus Kuijer beschreven zoals kinderen hem zien.
Dit alles duidt op een helder observatievermogen van de schrijver. Op het vermogen ook om zijn verhalen voortdurend vanuit een bewust gekozen invalshoek op te schrijven. En op een schrijftalent, dat zich manifesteert in niet mis te verstane dialogen, geestige en doeltreffende situatiebeschrijvingen en knappe – soms fotografisch heldere – beelden van de alledaagse belevenissen van kinderen in een wereld van volwassen mensen.
Dit oordeel baseert de jury niet alléén op de Madeliefboeken. In zijn boeken voor de oudere kinderen – zoals Een gat in de grens en Drie verschrikkelijke dagen – kan men zien hoe Guus Kuijer probeert los te komen van het alom geprezen Madelief-genre en de moed heeft zich in Papa en de hond op het terrein van de SF te wagen.
Een verbreding van zijn kwaliteit als schrijver van kinder- en jeugdboeken die de jury nadrukkelijk wil vermelden. Het gaat hier tenslotte om de bekroning van zijn totale werk, om een voor Nederland nieuwe manier van schrijven die een verrijking betekent voor de jeugdliteratuur.
In de jury zaten Jan Paul Bresser, Huib van den Doel, N. Teeuwen-Opheij, Theo Vesseur, J. Veugelers, Mischa de Vreede (voorzitter) en Willem Wilmink. H.J. Kompen was ambtelijk secretaris.
-