Theo Sontrop
(1931-2017)Theo Sontrop
door Janneke Viegers (1952)Theo Sontrop is literair geportretteerd in de roman De grachtengordel van Geerten Meijsing – als de commerciële uitgever Leo Wolff – en in het verhaal ‘Blauw’ van A.H.J. Dautzenberg. Wie al heel vroeg over hem schreef was F. Harmsen van Beek, bij wie hij vanaf 1962 de begane grond huurde van villa Jagtlust. Daar kwam een einde aan in 1971, toen de villa werd ontruimd. In haar bundel Kus of ik schrijf staat het lange gedicht ‘De Theorie van de Einzelganger’: ‘voor Th. S.’, waarin een ‘mislukte jutter’ wordt opgevoerd die graaft en blijft graven op een ‘eenigszins mislukt’ strand, zoekend naar ‘mooie schelpen of karkassen of naar/ vreemde stenen, stukjes drijfhout. Dooie krabben/ mag ik ook graag zien en de wereldse omhulsels// van zee-egels (…)’
Kunstenares en docent aan de kunstacademies van Arnhem en Amsterdam Janneke Viegers had lange tijd een relatie met Sontrop: ‘Hij was mijn muze.’ Ze vindt het geschetste het beeld van de strandjutter heel typerend. Zelf beeldde ze hem hier uiterst zomers af na een warme stranddag. Niet op Vlieland waar Sontrop later zou gaan wonen maar op de Amsterdamse Keizersgracht. ‘Steeds komt het graven terug, hij vond zijn eigen handen ‘molspootjes’, en letterlijk in het zand in het gedicht: “zo graaf ik hier dus eenzaam”… Hij zocht altijd naar schrijvers om uit te geven. Harmsen van Beek vermeldt ook een aantal harde metalen, in mijn interpretatie is dat omdat hij hard en meedogenloos kon zijn, verbaal aanvallen. In mijn portret zit die aanval in zijn voet.’
Samen maakten ze in 1994 de bibliofiele uitgave Galante momenten. Tien quatrijnen, in een oplage van 45 exemplaren: erotische kwatrijnen met 10 gekleurde etsen, in houten cassette. Toen het portret in het Literatuurmuseum kwam te hangen noemde de toenmalige directeur Anton Korteweg het de eerste L'Origine du monde van een man.