Terug Online exposities Zoeken

Adriaan Morriën

(1912-2002)

Een leven vol literatuur en lichamelijke liefde: dat was een levenslang ideaal voor Adriaan Morriën. ‘Ik zal nooit oud worden’, dichtte hij in 1956, in het gedicht ‘Eeuwige jeugd’, maar dat was niet fatalistisch bedoeld, integendeel, want hij gaat verder: ‘nooit ouder dan ik was / Toen ik een kind was, want mijn jeugd is onvernietigbaar.’ En het is zeker waar: hij blijft zijn thema levenslang trouw.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Adriaan Morriën . Gemaakt door: Tonny  Holsbergen
Vervaardigd 1985
Techniek Pastel
Afmetingen 73 x 55 cm

Adriaan Morriën

door Tonny Holsbergen (1952)

‘Het liefkozen gaat mij nog altijd gemakkelijk af’, aldus Adriaan Morriën, 72 jaar jong, in het tweede deel van zijn literaire herinneringen Ik heb nu weer de tijd, het vervolg op Plantage Muidergracht – genoemd naar de straat waar hij vanaf 1947 woonde. Een kenmerkend citaat voor de schrijver die toch vooral bekend gebleven is als fijnzinnige en openhartige genieter en beschrijver van de heerlijkheden van de vrouw en de genoegens van de liefde. Die op hoge leeftijd tijdens een tramritje naar eigen zeggen nog drie keer verliefd kon worden.

Net als Morriën woonde Tonny Holsbergen op de Plantage Muidergracht, ze waren buren. Holsbergen was bevriend met zijn dochters Adriënne en Alissa. Op een dag liet ze hem een stripboekje zien dat ze had gemaakt, over blonde druppeltjes en zwarte oliedruppeltjes, thema rassendiscriminatie, en dat zonder tekst. Morriën stimuleerde haar naar de Rietveld Academie te gaan. Veel later maakte ze dit schilderij. Ze portretteerde Morriën dubbel: ‘De twee zijden maken het spannender.’ Ze durfde het aan omdat ze Morriën zo goed kende.

Aanmoedigen en stimuleren: het was een van zijn belangrijkste kwaliteiten. Hij debuteerde op 23-jarige leeftijd in het legendarische tijdschrift Forum van Menno ter Braak en E. du Perron, maar na de Tweede Wereldoorlog was hij naast essayist, vertaler en criticus ook een gezaghebbende aanjager, die als redacteur van de tijdschriften Criterium en Tirade veel jonge dichters op weg hielp. Hij had een neus voor talent en behoorde tot een van de eersten die de kwaliteiten van onder anderen Hans Andreus, Willem Frederik Hermans en Gerard Reve onderkende.