Terug Online exposities Zoeken

K.H. Heeroma

(1909-1972)
Hoewel hij niet heel oud is geworden – 63 om precies te zijn –,  heeft Klaas Hanzen Heeroma, die onder meer onder het pseudoniem Muus Jacobse schreef, een productief leven geleid. Hij was een protestants dichter, schreef verzetspoëzie, was hoogleraar, werkte mee aan de nieuwe psalmberijming en aan het Liedboek der Kerken. In zijn latere leven legde hij zich vooral toe op het onderzoek van de Middelnederlandse letteren.  
De afbeelding toont een kunstzinnig portret van K.H. Heeroma. Gemaakt door: Remko   Watjer
Vervaardigd 1941
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 58 x 52 cm

K.H. Heeroma

door Remko Watjer (1911-1989)

De Groningse kunstenaar Remko Watjer, leerling van De Ploeg-schilder Jan Altink, was bevriend met schrijvers en kunstenaars en vervaardigde in zijn figuratieve periode veel portretten van hen. In 1939, twee jaar voor hij dit portret van Heeroma maakte, was hij met schrijvers Ferdinand Langen en Ab Visser oprichter van Het Drieluik, dat het artistieke leven in Groningen wilde opschudden. De Ploeg was ‘te bezadigd geworden,’ aldus Visser.

Neerlandicus K.H. Heeroma, die in 1935 gepromoveerd was op Hollandse dialectstudies, was in de periode dat dit portret gemaakt werd medewerker aan het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal in Leiden. In 1929 was hij gedebuteerd in Stemmen des tijds met poëzie van protestants-christelijke signatuur. Hij speelde een belangrijke rol in het tijdschrift van de protestantse letterkundige beweging Opwaartsche Wegen en gold voor veel jonge protestantse dichters als mentor en coachte onder meer de eerder genoemde Ab Visser. In 1941, als dit portret van hem wordt gemaakt, verschijnt zijn sonnettenbundel Het bescheiden deel. Verder verzorgde hij tijdens de Tweede Wereldoorlog op zijn eigen pers illegale poëzie-uitgaven en schreef hij verzetspoëzie, verzameld in het in 1946 verschenen Vuur en wind.

In 1948 zou Heeroma benoemd worden tot hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde in Djakarta, en na de gedwongen repatriëring tot hoogleraar in de Nedersaksische taal- en letterkunde aan de Groningse universiteit, in 1953. Hij werkt in die periode ook met een aantal andere dichters aan een nieuwe psalmberijming. Watjer werkte na 1945 in Utrecht, Durban en Parijs en zijn doeken werden steeds abstracter. Hij heeft weinig geëxposeerd.