het verhaal

1009 woorden

Ze laat het vel knappen en zuigt het sap op dat uit de vrucht tevoorschijn springt. Dan wrikt ze haar tanden los. 'Hè, nee. Ik heb zin in een kroket. Wie gaat er mee?' Ze legt de appel terug in haar lunchbox en stoot die van zich af. Hij tolt over de tafel en komt aan het verre uiteinde tegen de zijne tot stilstand.

'Mag je hebben, Yuri!'

Lachsalvo van haar vriendinnen. Naast hem klakt Tom geërgerd met zijn tong. Geen van beide kijken ze op. Als de meisjes weg zijn, neemt Yuri de onaangeroerde boterhammen.

'Ga je die echt opeten?'

'Ja. Ik heb nog honger.' Zo onverstoorbaar mogelijk begint hij te eten. Het brood is met de hand gesneden. 'Zalm,' meesmuilt Tom, die een vinger in de snee steekt om het beleg te checken. 'Typisch.'

Als de box leeg is, doet Yuri hem dicht en schuift hem als een sjoelsteen terug over de tafel. De appel stopt hij in een zijvak van zijn tas.

Na de pauze hebben ze Grieks. Yuri, die op de tweede rij zit, hoort zijn naam gefluisterd. Evelijn zit met haar vriendinnen achterin, waar het verhaal van de lege broodtrommel nu wordt overgedragen op de populaire jongens.

'Schooier!' hinniken ze.

'Wat is hij, je vuilnisbak?'

'Mijn hondje.'

Iemand imiteert een kwispelende hond. Yuri kijkt niet om, maar hij hoort iemand hijgen en Evelijn lachen.

Hij heeft een speciale hekel aan Grieks. Niet aan de verhalen, die zijn helder en dramatisch, maar aan het gekriewel van de tekst: die rare letters met hun haakjes en accenten, de lidwoorden die overal tussendoor staan en nog vervoegd worden ook, de veranderlijke volgorde binnen een zin. In feite heeft hij vooral een hekel aan Grieks omdat dat het zijn enige cijfer in een rij negens is dat ondersteboven is terechtgekomen.

Er tikt iets tegen zijn achterhoofd. Ze proesten, achterin. Een tweede propje landt op zijn bureau.

'Evelijn. Kom jij maar eens even vooraan zitten,' bast de leraar.

Het meisje heupwiegt door het gangpad, en maakt intussen kleine kusgeluidjes als om de tas te lokken die ze aan het hengsel achter zich aan sleept. 'Ps-ps-ps...'

Een nieuw lachsalvo.

Op de voorste rij, pal voor het bureau van meneer Biermans en pal voor Yuri, ploft ze neer. Biermans schudt zijn hoofd. 'Zo voerde Kalypso de manschappen van Odysseus rond nadat ze ze in dieren had veranderd.' Hij zal wel weer iets citeren, het klinkt gedragen. 'Evelijn, nu je hier toch bent, wil je vast wel vers twaalf voor ons vertalen.'

Ze neemt haar krullen samen op haar achterhoofd en laat ze los. Langzaam kruipen ze terug over haar schouders. In het zonlicht dat schuin het lokaal binnenvalt, blinkt hun bruin met rood. Het meisje neemt de tijd, opent haar boek, bladert zuchtend, leunt voorover. In de opening tussen zitvlak en rugleuning kan Yuri boven haar spijkerbroek een stukje van haar onderbroek zien, wit met een rood randje. Hij drukt zijn benen stijf tegen elkaar terwijl zij in een keer het vers vertaalt:

'Op Medusa's hoofd groeien slangen, en richtten zich sissend op; wie haar aankijkt, versteent en laat het leven.'

 

Grieks is erg, maar gym is erger. Zeker vandaag.

'Evelijn, heb je geen t-shirt met méér stof?'

Zegt ze: 'Gym komt van gym-nasein, wat naakt oefenen betekent. Ik vind eerder dat ik nogal véél kleren aanheb,' glinstert ze de leraar toe. Vertwijfeld laat hij haar dan maar in een buiktruitje meedoen met trefbal. Haar buik ziet eruit als poedersneeuw, zacht, glooiend, een witte helling die sierlijk wegduikt tussen haar heupen.

Om alles nog erger te maken wordt Yuri natuurlijk als laatste gekozen en als eerste afgegooid, door háár. Een keiharde bal tegen zijn gezicht. Hij haast zich van het veld, en als hij zodra het lachen voorbij is en de aandacht verplaatst, verdwijnt hij geruisloos naar de kleedkamers verdwijnt.

Op zijn wang brandt een vuurrode vlek. Al zijn schaamte heeft zich daar geconcentreerd. Als hij zijn gezicht tegen het porselein van de wasbak houdt, gloeit het nog feller.

Hij wacht al een tijdje op een manier om haar te raken. Nu haalt hij een klein plastic doosje uit zijn tas en loopt via de toiletten van de jongens- naar de meisjeskleedkamer. Daar ligt haar tas met de kapotte hengsel, haar kleren in een hoopje op de bank ernaast gesmeten.

Yuri aarzelt als hij voor haar spullen staat. Hij hoort haar honen: 'Jeukpoeder! Ik zou me doodschamen voor zo'n gebrek aan fantasie. De volgende keer komt hij zeker met een scheetkussen, de kleuter.'

Haar spijkerbroek ligt naast haar schoenen op de grond, de pijpen ineengevouwen als een slordige harmonica. Uit een van beide steekt een stukje witte stof. Voorzichtig trekt hij het tevoorschijn, herkent de fijne rode bies. Het slipje is gedragen, ze moet het net hebben uitgetrokken. Op het witte katoen van het kruis glimt een vaalwitte veeg, dik als griekse yoghurt.

Voor Yuri een besluit heeft genomen, klinkt er verderop een deur. Geschrokken deinst hij achteruit.

Als hij even later terug de gymzaal in glipt, zijn ze nog altijd bezig met hetzelfde partijtje. Zelfs de leraar ziet hem niet binnenkomen, maar houdt zijn ogen gericht op het visioen van ongerepte sneeuw. Het zou Yuri verbazen als iemand hem gemist heeft.

Thuis haalt hij de appel tevoorschijn. Evelijns tanden staan in zijn huid: twee boogjes, waarvan de onderste naar hem lacht. Door de kracht waarmee ze beet, is een reepje van rode het vel mee naar binnen, het bleke vruchtvlees in gedrukt, zodat het lijkt alsof de appel bloedt. Hij neemt er een foto van.

De volgende dag weer. En zo verder, terwijl een bruine vlek zich uitbreidt rond elke beet en het vlees inzakt onder het strakgespannen vel. Zodra de eerste witte schimmeldraden beginnen te groeien, begint hij de appel ook te wegen, en maakt hij aantekeningen van de kleur en geur van de schimmels. Wanneer hij zijn scheikundeleraar benadert, helpt die hem aan laboratoriummateriaal, pipetjes en petrischaaltjes om de schimmels op te kweken.