Marten Toonder
(1912-2005)Marten Toonder
door Lia Laimböck (1965)In 1995 vraagt Lia Laimbock aan Marten Toonder of ze hem mag schilderen. Ze heeft een interview met hem gezien, dat haar geboeid en ontroerd heeft. Hij hoeft niet te poseren, laat ze weten, ze heeft slechts wat foto’s nodig. Blijkbaar reageert Toonder positief, getuige dit portret, waarop de meesterverteller en taalvernieuwer te zien is met een smelleke, een kleine roofvogel.
Het is kenmerkend voor Laimböcks werk; geportretteerden krijgen vaak gezelschap van een dier, meestal een vogel, tegen een decor van grafische elementen en fantasierijke details die soms doen denken aan het werk van Gustav Klimt. Dit wordt versterkt door haar gebruik van bladgoud.
Op een andere manier neemt ook in het werk van Toonder het dierenrijk een prominente plek in. Vrijwel alle personages uit zijn beroemde Bommelsaga zijn dieren. De avonturen van Ollie B. Bommel en Tom Poes kunnen worden beschouwd als maatschappijkritische fabels over de evolutie van de moderne wereld. Toonder beeldt een rustige, bedaagde wereld uit die wordt bedreigd door moderne economische en technische ontwikkelingen.
Toonder verpakt zijn maatschappijkritiek in subtiele humor. Daarbij bedient hij zich van een verfijnd en bijzonder taalgebruik, dat vaak is geïmiteerd en in literaire kringen zeer wordt gewaardeerd. Hij verrijkte de Nederlandse taal met nieuwe woorden (‘denkraam’, ‘minkukel’) en uitdrukkingen (‘Als je begrijpt wat ik bedoel’, ‘Een eenvoudige doch voedzame maaltijd’) die inmiddels gemeengoed zijn geworden. Als Jan Wolkers in 1989 de P.C. Hooft-prijs weigert, zegt hij dat deze prijs naar Toonder zou moeten: ‘Hij heeft onze taal zo verschrikkelijk verrijkt.’ Toonder heeft de prestigieuze prijs nooit gekregen. Wel wordt hij in 2004 door de lezers van het genootschap Onze Taal uitgeroepen tot een van de invloedrijkste taalvernieuwers.
Marten Toonder
door Phiny Dick (1912-1990)In 1925 leert Marten Toonder Phiny Dick kennen; ze was zijn buurmeisje. Na een schuchtere kennismaking krijgen ze verkering en in 1935 trouwen ze. De twee stimuleren en inspireren elkaar, werken veel samen. ‘Phiny schilderde zelf en was erg creatief. Dat was iets wat wij gemeen hadden,’ aldus Toonder. ‘En dat niet alleen, er was ook de dialoog over elkaars werk. Phiny was een bijzonder goede critica voor mij. Ik kon aan haar gezicht zien hoe ze mijn werk vond.’
In het begin van hun huwelijk schrijft en illustreert Dick diverse kinderboeken, later, als ze naar Ierland emigreren, schildert ze veel. Naast olieverfportretten ook landschappen en abstracte aquarellen. Vanaf begin jaren tachtig exposeert ze, maar daar maakt ze weinig ophef over: ‘Ik hoef niet zo nodig met mijn werk naar buiten te treden.’
In 1990 slaat het noodlot toe, Dick krijgt een hartaanval en overlijdt op 77-jarige leeftijd. Toonder: ‘Pas na haar dood besefte ik hoe gelukkig ik met haar was geweest. Gek is dat, op het moment zelf ben je je daar niet van bewust. Dat is een van de dingen die ik mezelf het meest heb kwalijk genomen: nooit heb ik tegen mijn vrouw gezegd dat ik gelukkig met haar was. Zij heeft dat trouwens ook nooit tegen mij gezegd. We vonden het iets vanzelfsprekends, waren er misschien ook te Gronings voor.’
Naar eigen zeggen is de periode na Dicks overlijden de donkerste tijd in zijn leven. ‘Het was augustus, de bomen stonden onbeweeglijk om het huis heen, de bloemen en de struiken bloeiden zonder doel en de zon wierp licht en vreemde schaduwen door de ruimte.’ Hij besluit zijn memoires te schrijven, wat resulteert in een vierdelige autobiografie.
Marten Toonder
door Phiny Dick (1912-1990)‘In plaats van tramconducteur was het mijn vurige wens om stripmaker te worden als ik groot was. Geen tekenaar en ook geen schrijver, maar gewoon een verteller die het tekenen en schrijven alleen maar als hulpmiddel gebruikt,’ aldus Marten Toonder. En inderdaad, hij is uitgegroeid tot een groot en veelgeroemd verteller en wordt gezien als een van de meest eigenzinnige en vernieuwende kunstenaars van na de Tweede Wereldoorlog.
Zijn vrouw Phiny Dick, de maker van dit portret en zelf ook verdienstelijk schrijfster en illustratrice, stond artistiek in zijn schaduw, maar leek geen moeite te hebben met deze plek. ‘Het leven met Marten is boeiend’. Dick schilderde onder meer portretten. Heerlijk vond ze het mensen te leren kennen tijdens het portretteren. Volgens haar zwager Jan Gerhard Toonder schilderde ze met verbluffend inzicht in de personen. Daarnaast maakte ze landschappen – soms weemoedig, soms lenteachtig vrolijk van aard – en verdroomde abstracte fantasieën.
Bij haar overlijden vertelt Jan Gerhard in Stripschrift hoe bescheiden zijn schoonzus was, zeker waar het haar eigen werk betrof. ‘Ga maar na: ze was getrouwd (…) met een sterke man die zich langzaam van ploeteraar naar kunstenaar zwoegde en befaamd werd, geliefd en gevierd: daar deelde ze in mee, ze leefde het bijna, zonder dat het ooit bij haar opkwam de aandacht te vragen voor wat zij zelf was en deed en voor haar werk, dat waarachtig de prestatie van een groot talent is.’ Over de band tussen zijn broer en schoonzus zegt hij: ‘Marten-en-Phiny. Zo zeg je dat, in één adem.’
Marten Toonder
door Lia Laimböck (1965)Marten Toonder teken- en schrijfcarrière beslaat een periode van meer dan zeventig jaar. In die zeven decennia groeide hij uit tot hét gezicht van de Nederlandse stripwereld.
Van jongs af aan vertelde Toonder verhalen, met zijn jongere broer Jan Gerhard als klankbord. Hij maakte kennis met strips doordat zijn vader, die kapitein was, in 1917 van een zeereis naar Amerika een Comic Weekly meenam. Na zijn eindexamen in 1931 maakte hij met zijn vader een reis naar Zuid-Amerika. De aanraking, in Buenos Aires, met het werk van de Argentijnse animator Dante Quinterno deed hem besluiten striptekenaar te worden. Hij volgde kortstondig lessen op de Academie voor Beeldende Kunst te Rotterdam, maar die boden hem weinig voldoening. Hij leerde de basis van het maken van strips en tekenfilms uit een schriftelijke cursus.
In de jaren dertig begon hij met zijn eerste strips, zoals Bram’s avonturen en Thijs IJs. In 1941 verscheen in De Telegraaf de ‘Avonturen van Tom Poes’, als opvolger van Walt Disneys ‘Mickey Mouse’. De serie werd een groot succes. Toonder begon de Toonder Studio’s, waar onder zijn leiding de talloze tekenfilms en strips werden vervaardigd. Zijn grote droom was een strip- en animatie-imperium, vergelijkbaar met dat van Walt Disney. Op den duur leidde dit tot een botsing met zijn eigen artistieke idealen. Toenemende weerzin tegen de zakelijke beslommeringen die de dagelijkse leiding van een studio met zich meebracht, deed hem besluiten zich terug te trekken en zich in Ierland te vestigen, waar hij zich geheel kon concentreren op het schrijven en tekenen van verhalen voor de Bommelsaga. In januari 1986 beëindigde hij zijn laatste Tom Poes-verhaal, de laatste van in totaal 177 verhalen, die in 11.768 afleveringen in de krant verschenen.
Marten Toonder
door Sylvia Willink (1944)‘Mijn verhalen waren natuurlijk niet geënt op de werkelijkheid, daarom noem ik ze vaak de andere wereld. Die andere wereld was voor mij verschrikkelijk belangrijk.’ Schrijver en tekenaar Toonder typeert zichzelf als een romanticus. Hij hecht aan het waardevolle van het verleden en biedt door zijn verhalen en verzinsels een mogelijkheid om aan de reële wereld te ontstijgen. Het bekendst is hij van de avonturen van Tom Poes, ook wel de Bommelsaga genoemd. Van 1941 tot 1986 maakte hij 177 verhalen in de reeks, die in de krant verschenen en later werden gebundeld.
Toonder is hier afgebeeld als ‘een heer van stand’, zoals Ollie B. Bommel zou zeggen, met op de achtergrond in het landschap Bommelstein, het kasteel dat een belangrijke rol speelt in de Bommelsaga. Het portret werd gemaakt door Sylvia Willink, met wie hij bevriend was en die hem vaak bijstond in de laatste jaren van zijn leven. Eerder had ze beelden gemaakt van enkele van zijn geesteskinderen, onder wie Tom Poes, en in 1995 had ze op zijn verzoek zijn overleden broer Jan Gerhard geschilderd. Ze was de weduwe van Carel Willink, de magisch-realistische meester in donkere, mysterieuze ‘onheilszwangere’ luchten.
Het decor past bij Toonder, in wiens werk de natuur, met dreigende bergtoppen, zwavelwolken, wiswassen en grijpgrage bomen, intimiderend aanwezig is. Het soms sinistere landschap dat hij altijd al tekende vond hij tot zijn eigen verbazing terug in Ierland. Het was alsof hij thuiskwam, en daarom vestigde hij zich daar in 1964. Een belangrijk deel van zijn werk is in Ierland tot stand gekomen.