‘Bewustzijn en werkelijkheid zijn door deze kunstenaar tot concrete vormen verbeeld in een originele, krachtige stijl,’ aldus de jury.
Laura werd de machinestad ingeschoven. Hij heeft niet naar haar gekeken, zelfs gedaan of hij haar niet zag. In hem het begin van wrok en verwensing. Dat kind, dacht hij, – ze krijgt het uiteindelijk niet voor elkaar het ter wereld te brengen zoals het hoort. De bedrijvigheid in de operatiezaal, die hem werd getoond toen de deuren korter dan een halve minuut open bleven, was die van witte en lichtblauwe insecten.
In een kraamkliniek in de stad Z. wacht Joris Ockeloen op de geboorte van zijn eerste kind, vervuld van nervositeit, spanning, angst, afkeer, wrok. Tussen realiteit en droom is geen onderscheid meer. Herinneringen aan zijn jeugd in de stad A. beleeft hij als momenten in het heden en hij begint te dwalen door de labyrintische gangen van de kliniek.
In zijn debuutroman geeft Jeroen Brouwers blijk van ‘uitzonderlijke kwaliteiten’, vond de jury. ‘Uitgaande van een in de werkelijkheid wortelende situatie – een man wacht in een ziekenhuis op de afloop van de bevalling van zijn echtgenote – ontplooit zich bijna ongemerkt een fascinerende dagdroom, waarin de jeugdherinnering een katalyserende functie vervult. In snel verschuivende associaties, welke aan het procédé van de “roman nouveau” doen denken, zonder dat er sprake is van slaafse imitatie, tovert de schrijver een mengeling van beelden voor ons geestesoog, waardoor wij deel krijgen aan het innerlijk leven van de beschreven man, maar niet minder aan de omgeving, waarin reeds de in de aanvang gegeven beschrijving van het ziekenhuismilieu “de stalen machinestad, vol ogen, vol muilen” het predicaat “meesterlijk” verdient.’
Joris Ockeloen en het wachten (1967) was ook in de pers zeer goed ontvangen. ‘Zeker is dat met Joris Ockeloen en het wachten Jeroen Brouwers zijn plaats heeft ingenomen tussen de beste schrijvers van zijn generatie,’ schreef criticus Paul de Wispelaere. Brouwers debuteerde in 1964 met de verhalenbundel Het mes op de keel bij de Brusselse uitgeverij Manteau, waar hij datzelfde jaar in dienst trad als redactiesecretaris.