Stijn Streuvels

Stijn Streuvels is een Vlaams schrijver met een groot episch vermogen, die zijn voorbeelden in naturalistische schrijvers als Zola en Tolstoj ziet. Hij krijgt een opleiding als bakker, maar is en blijft een fervent lezer, die zichzelf ook een aantal talen zoals Frans, Duits en Noors bijbrengt. Streuvels publiceert lange tijd jarenlang een boek of geschrift, die niet altijd even enthousiast worden onthaald. Zijn De oogst, De vlaschaard en De teleurgang van dewaterhoek gelden als klassieke Vlaamse romans waarin de strijd van de mens met de natuur en zijn worsteling met God en religie centraal staan.

 

Afkomst

Stijn Streuvels is het pseudoniem van Frank Lateur. Zijn vader Kamiel is een stille, ingetogen kleermaker, zijn moeder Marie-Louise Gezelle, een jongere zus van Guido, is een drukke vertelster. Na de nonnenschool in zijn geboorteplaats Heule, bezoekt Streuvels het Berchmanpensionaat in Avelgem. In 1887 voltooit hij een ambachtsopleiding tot bakker. Vader Lateur neemt in dat jaar een bakkerij in Avelgem over, waar veel gezinsleden werkzaam zijn, zo ook de jonge Streuvels, die elk vrij uur besteedt aan lezen. In de jaren negentig begint hij zelf te schrijven, verhalen en schetsen worden opgenomen in bladen als De jonge Vlaming, Vlaamsch en later ook in Van Nu en Straks en De Nieuwe Gids. In 1899 verschijnt zijn debuut, de verhalenbundel Lenteleven. In 1905 trouwt hij met Alida Staelens, het echtpaar krijgt vier kinderen. Hij verhuist naar ‘Het lijsternest’ in Ingooigem, waar hij meer dan zestig jaar zal blijven wonen.

 

Thema’s

Stijn Steuvels heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan. Na zijn debuut verschenen in hoog tempo de verhalenbundels Zonnetij (1900), Doodendans (1901), Dagen (1903), Dorpsgeheimen (1904) en Openlucht en Stille avonden in 1905. Minnehandel uit 1904 is zijn romandebuut. Streuvels schildert in rijke bewoordingen het landleven, de gang van de seizoenen, de plaats van de mens in de kosmos. Hij pleit voor ondergeschiktheid van de mens aan de bedoelingen van God. Wie dat doet, lijdt een rustig en vruchtbaar bestaan, wie zich verzet, kan het noodlot over zich afroepen. Hij portretteert de lijdende en zwoegende mens, die gelooft in een betere wereld en een leven na de dood. Streuvels verheerlijkt in veel verhalen en romans ‘het pure’, vooral belichaamd in de onschuld van kinderen, die maar van korte duur is. Tegen zijn visie zijn, zeker in laten jaren veel bezwaren geuit. Men vindt zijn blik dan wel erg beperkt en kortzichtig. Aanvankelijk schrijft Streuvels in het West-Vlaams dialect dat hij van thuis kent, later schrijft hij een bezield en muzikaal Nederlands, dat sterk afwijkt van wat hij op het land hoort.

 

Hoogtepunten

Eén van de hoogtepunten uit Streuvels’oeuvre, verschijnt al vrij vroeg in zijn schrijverscarrière: De Vlaschaard kwam in 1907 uit en handelt over de vlaswinning op het land. Het boek is twee keer verfilmd, de eerste keer tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1926 verscheen de bundel Werkmenschen met daarin de novelle Het leven en de dood in de ast, door velen beschouwd als de beste tekst van Streuvels. In kort bestek laat hij op een hallucinerende manier zien hoe vijf astmannen in een nacht het vuur in stand moeten houden. Hier en daar vertoont de novelle zelfs surrealistische trekjes. Het taalgebruik is zeer doelgericht en minder wijdlopig dan in veel ander werk. Een jaar later kwam de roman De teloorgang van den Waterhoek uit, die op verzet stuit in rooms-katholieke kringen, omdat Streuvels in dit boek niet zozeer het landleven beschrijft, dan wel de mens en zijn hartstochten, zijn seksuele passies. Naast verhalen en romans heeft Streuvels enkele toneelstukken gepubliceerd en talrijke werken met herinneringen, zoals In oorlogstijd (1915-1916), Heule (1941) en Ingooigem (1951, 1957), de laatste titels gebaseerd op zijn geboorte- en latere woonplaats. In 1966 komt de autobiografie In levenden lijve uit. Streuvels moet van het schrijven leven, hij publiceert veel teksten eerst in kranten en tijdschriften, voordat ze in handelsedities verschijnen.

Waardering

De waardering voor het werk van Stijn Streuvels is zeker tijdens zijn lange leven groot geweest. Veel tijdgenoten zien hem als een schrijver van Europees niveau, die gemakkelijk kan wedijveren met auteurs die Streuvels als zijn voorbeelden ziet: Zola en Tolstoj. Toch zijn er ook kritische geluiden: men vindt zijn werkwijze vaak te gemakzuchtig en ook achterhaald. Streuvels krijgt drie keer de Belgische Staatsprijs voor Nederlands proza (in 1905, 1911 en 1935). In 1962 krijgt hij de Prijs der Nederlandse letteren. Zijn werk is behalve in het Duits voornamelijk vertaald in een aantal Slavische talen en in het Esperanto. Het Stijn Streuvels-genootschap is zeer actief. Het is in 1994 opgericht en geeft een jaarboek uit.

 

De meeste brieven en handschriften van Stijn Streuvels bevinden zich uiteraard in de collectie van de Vlaamse zusterinstelling van het Literatuurmuseum, het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen. Het Literatuurmuseum bezit wel brieven van Streuvels aan uitgevers als Stols, Nijhoff, L.J.Veen, De Wereldbibliotheek en Van Oorschot en aan collega-auteurs onder anderen Antoon van Duinkerken, Herman de Man, P.C. Boutens en Arthur van Schendel.

Zie voor een overzicht van alle documenten van Stijn Streuvels in het Literatuurmuseum de catalogus.

 

Links

www.dbnl.org

www.streuvels.nl

www.streuvels.be