Op het eerste gezicht lijkt het een wat mysterieuze opsomming van gealfabetiseerde woorden en willekeurige nummers: ‘Aangezien 1’, ‘Aantal 8’, ‘Aarde 18’, ‘Aardig 8’. Deze woordenlijst zat tussen de archivalia die Myra Römer (1946) begin 2024 aan het Literatuurmuseum schonk.
De op Curaçao geboren schrijfster emigreerde in 1965 naar Nederland, waar ze werkte als docent en conrector. In 2001 debuteerde ze met de tweetalige dichtbundel Na mi nombre/Bij mijn naam, en in 2005 verscheen haar prozadebuut Verhalen van Fita.
Haar gedichten ontstaan meestal in haar eerste taal, haar ‘hartstaal’ Papiamentu; verhalen schrijft ze in het Nederlands. ‘Ik ben in het Nederlands altijd bezig met het zoeken naar de juiste woorden,’ licht Römer haar werkwijze toe.
Daarvoor diende de woordenlijst: ze turfde hoe vaak bepaalde woorden voorkwamen in haar manuscript en als dat naar haar smaak te veel was, verving ze het voor de variatie door een synoniem.