Op 17 augustus 1956 werd De Vries – in aanwezigheid van vele bevriende schrijvers en kunstenaars uit het hele land – gehuldigd door burgemeester J. Tuin in de raadzaal van het Groninger stadhuis. Tien jaar geleden was daar ter gelegenheid van De Vries’ vijftigste verjaardag de tweejaarlijkse Hendrik de Vriesprijs ingesteld voor een buitengewone prestatie in de literatuur, met De Vries als eerste winnaar.
Namens het nationaal huldigingscomité kreeg De Vries een album amicorum uitgereikt door prof. dr. Donkersloot, met de gelukwensen van het Nederlands Pen Centrum en van de Vereniging van Letterkundigen. ‘Er is iets onweerstaanbaars in die poëzie, die niet gedoogt dat men er niet van houdt,’ sprak Donkersloot, die De Vries ‘een veelzijdig dichter’ noemde, ‘een singulier dichtfenomeen’. ‘Voorts is hij een veelzijdig criticus, een geducht polemist, een meesterlijk vertaler, o.a. van Spaanse poëzie, een kenner van poëzie als geen ander’. G. Kamphuis verklaarde namens de Jan Campert-Stichting dat de prijs gezien moest worden als blijk van waardering voor zijn poëtisch en kritisch werk.
In 1951 kreeg De Vries de allereerste essayprijs van de Jan Campert-Stichting voor zijn poëziebeschouwingen in o.a. dagblad Het Vaderland. Hendrik de Vries was autodidact. Als dichter was hij een vroege surrealist en vitalist, die zich liet inspireren door de Spaanse cultuur. Hij debuteerde in 1920 met een bundel in eigen beheer, De nacht, waarmee hij direct naam maakte. Met Marsman en Slauerhoff was hij een van de belangrijkste dichters van zijn generatie.
Hij vertaalde vier bundels Spaanse poëzie en dichtte ook zelf in het Spaans (Coplas, 1935). Hij had zich de taal zelf eigen gemaakt en reisde tussen 1924 en 1936 veelvuldig naar Spanje, waar hij in ‘krotten, lawaaiige keukens en desolate kelders’ luisterde naar gezang ‘als een wapperende vlam of als een rauwe vloek’. In 1948 ontving hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs voor Toovertuin. ‘In bijna geen der tegenwoordige jongeren’ zag die jury destijds ‘een talent, dat met dat van Hendrik de Vries in poëtische rijkdom kan worden vergeleken’.
In het Groninger Museum opende diezelfde middag een tentoonstelling met het beeldend werk van Hendrik de Vries: tekeningen en schilderijen. De Vries werd daar toegesproken door museumdirecteur W. Jos de Gruyter.