‘Een adembenemende roman over de gedachtewereld van een onafhankelijke, nadenkende, gevoelige, onkwetsbare vrouw,’ schreef de jury in haar rapport. ‘Minutieus en met groot stilistisch vermogen – verhalend en essayistisch – beschrijft Marie Kessels de wereld van een vrouw, die door een verkeersongeluk blind is geworden. Kessels registreert en is nergens larmoyant. Als lezer word je de duisternis ingetrokken, wat verbazend genoeg eerder een avontuurlijke dan een beklemmende ervaring is.’
‘Scherp en precies beschrijft Marie Kessels de waarnemingen die Gemma in staat stellen een nieuwe plattegrond van haar wereld te maken. Ze moet die wereld leren kennen via haar andere zintuigen, ze ruikt de regen, betast met haar zachte vingers brailleschrift tot haar vingertoppen ruw worden, ze luistert naar het getik van haar stok tegen regenpijpen, ze voelt de zanderige bodem onder haar voeten. Zo leert ze de stad – “dit reusachtige boek” – lezen. Boven alles is de taal een hulpmiddel: door haar dagboek waarin ze haar waarnemingen ordent en als het ware van alle kanten bekijkt, organiseert ze ook zichzelf.’
De romans van Kessels draaien ‘om de vraag hoe ieder mens zijn ruimte schept door zich te oriënteren op zijn wereld – en daarmee in één moeite door zichzelf tot een “ik” maakt die leven wil en kan,’ schrijft Ger Groot in het begeleidend essay. Haar heldinnen doen dat ‘met of zonder de gave van het zicht’.