het verhaal

759 woorden

Ik zonder me af van de andere toeristen als we uit de bus stappen. Het duurde vier uur om de voet van de gletsjer te bereiken, ik had geslapen, mijn afspeellijst 'dikke leuk' geluisterd en mijn laatste snelle jelle uit Nederland gegeten. In IJsland eten ze geen ontbijtkoek, ze eten kleinur. Dat is gefrituurd deeg dat ze in een krul draaien, als je het vergelijkt met een donut worden ze boos. Ik peuter de laatste restjes uit het plastic voordat ik het weggooi in de plasticzak aan het einde van het gangpad. Honderd meter van de bus verwijdert, ligt een steen begroeid met mos. Ik krijg zin ertegen aan te leunen. Een groep mannen met terug trekkende haargrens complimenteren elkaar met hun uithoudingsvermogen, hun accent klinkt Noord Hollands. Ik wil niet dat ze weten dat ik ook uit Nederland kom. Zo onopvallend mogelijk sluip ik tussen ze door. Een Amerikaanse vrouw neemt haar kind mee naar de rand van de weg.

'Toe maar, popje,' zegt ze, 'mama houdt de wacht.'

Het kind, dat ik zo'n acht jaar oud schat, trekt zijn broek op zijn knieën en zet zijn kaken stevig op elkaar. Ik richt mijn blik naar voren, op naar de steen. Mijn billen raken als eerste het mos, het is nat en broeierig, meteen kom ik terug op mijn benen. De achterkant van mijn broek is smerig geworden, twee ronden vlekken sieren mijn donker paarse spandex legging. Waarom ik ervoor koos om dat ding aan te trekken weet ik niet, het was meer bedoeld als chillbroek voor op de hotelkamer. Misschien wilde ik niet langer mijn best doen er goed uit te zien voor de rest van de groep. Met een kromme rug en mijn jas over de modder op mijn billen getrokken, loop ik terug naar de inmiddels lege bus. Er worden waterflessen leeggegooid en opnieuw gevuld bij een kraantje.

'Een natuurlijke bron, jongens,' blijft een van de Hollandse mannen herhalen.

Ik had me iets anders voorgesteld bij 'exploring the wild nature of Iceland'. Mijn vader kreeg een hartverzakking toen ik vertelde dat ik een maand lang alleen door IJsland wilde trekken. Het maakt voor hem niet uit dat ik 32 ben, mijn eigen geld verdien en vijf keer per week naar Taekwondo ga. In zijn ogen ben ik een scharminkel dat hij het liefst onder een stolp plaatst.

'Waarom zou je jezelf gaan zoeken op een plek waar je nog nooit geweest bent?' vroeg hij met glanzende ogen.

Als ik toen niet snel over iets anders was begonnen, was hij gaan huilen.

Ik sluip de bus in van broek te wisselen. Buiten legt de tourmanager met grote gebaren uit langs welke kant van de gletsjer we beginnen. Haast om me aan te sluiten heb ik niet, ik ken het verhaal en de daarbij horende vragen.

'Mijn schoenen zijn semi-waterdicht, is dat een probleem?'

'Mag ik de waterafstotende spray lenen?'

'Niet op gortex!'

'Is twee liter water genoeg? Ik moet mezelf elk kwartier hydrateren.'

'Is dit een blaar of een wrat?'

Voorzichtig wurm ik mezelf uit mijn natte broek, de glazen zijn getint dus niemand kan me zien. Heel even draai ik mijn kont naar de kant van de groep, ik giechel in mezelf. De spijkerbroek zit minder lekker, de knoop duwt tegen mijn buik. Aan het einde van de dag heb ik dan altijd een rode afdruk vlak onder mijn navel, alsof ik er twee keer geboren ben. Als ik uit de bus stap gebaard de vrouw met de vlag in haar hand nog steeds hevig. Ik ga naast een familie staan, ze dragen allemaal IJslandse truien, de naden lopen zo perfect dat het onmogelijk zelf gebreid kan zijn. Het jongste meisje draait aan haar paardenstaart terwijl ze probeert te concentreren op wat er gezegd wordt. Ik ga naast haar staan, ik ben jaloers op haar gele regenlaarzen.

'Hou je van paarden?' vraagt ze.

Ik kijk haar aan, ze heeft sproeten, dikke lippen en grote ogen.

'Nou?'

'Mijn vader is allergisch voor paarden,' zeg ik.

'Hoe kun je nou allergisch zijn voor paarden? Dat kan helemaal niet.'

'Sommige mensen wel.'

'Zijn sommige dieren dan ook allergisch voor mensen?'

Ze kijkt me ongelovig aan.

'Misschien.'

'Is je vader verdrietig?'

'Waarom?'

'Omdat hij allergisch is voor paarden.'

'Hij is wel verdrietig, ja, maar niet vanwege de paarden.'

De berg ziet er rommelig uit, vol stenen en hier en daar wat plukjes gras. De gletsjer moet erachter liggen, uit ons zicht.

'Wat doen ze?' vraag ik.

'We moeten iemand zoeken,' zegt het meisje. 'iemand is kwijt.'

'O.'