Zoeken

C.J.E. Dinaux

(1898-1980)
In het land der letteren heb je ook secundaire krachten nodig. Carel Jules Emile Dinaux schreef gedichten en creatief proza, maar daarvan werd vrijwel niets gepubliceerd. Hij vertaalde Thomas Mann (met wie hij ook bevriend was), stelde bloemlezingen samen en was vooral bespreker: schrijven over literatuur ging hem makkelijker af dan het schrijven van literatuur.
De afbeelding toont een kunstzinnig portret van C.J.E. Dinaux . Gemaakt door: Berthe Edersheim
Vervaardigd 1964
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 54 x 45,5

C.J.E. Dinaux

door Berthe Edersheim (1901-1993)

Hoewel C.J.E. Dinaux gedichten en proza schreef, verwierf hij vooral bekendheid als literatuurcriticus. Hij had een wekelijkse literaire kroniek in het Haarlems Dagblad, schreef over Duitse literatuur in Het Vaderland en recenseerde voor een groot aantal literaire en culturele tijdschriften. In 1964, het jaar dat dit portret gemaakt werd, kreeg hij de essayprijs van de Jan Campertstichting, in 1968 gevolgd door de Prijs van de Literaire Kritiek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Volgens journalist en dichter J. Greshoff had Dinaux een ‘ingeschapen aanleg en liefde voor de kritiek als levens- en kunstvorm’, een kwaliteit die hij als hoogst zeldzaam beschouwde.

Greshoff had  Dinaux leerde kennen via een wederzijdse vriendin in Parijs, de Nederlandse schrijfster Josepha Mendels. Dinaux volgde haar vanaf het eerste uur. Haar debuut Rolien en Ralien had hij uitermate positief gerecenseerd, en later zou hij optreden als haar meelezer, onder andere voor de roman Heimwee naar Haarlem. Dinaux logeerde geregeld in Parijs en via Mendels leerde hij ook Berthe Edersheim kennen, de maakster van dit portret. Zij was na een slecht huwelijk met schilder Harmen Meurs in 1958 bij haar hartsvriendin Mendels ingetrokken. Ze waren al sinds hun jonge jaren in Den Haag bevriend. Ze maakte ook omslagen voor Mendels’ romans. Edersheim, die onder meer in de leer was geweest bij Charley Toorop, had in 1933-1936 geëxposeerd als lid van De Onafhankelijken, ze reisde en werkte in India en Senegal en in Parijs zou zij tweemaal exposeren in het net opgerichte Institut Néerlandais, waar Sadi de Gorter, Mendels’ vriend en minnaar, de eerste directeur was. Ze maakte voornamelijk portretten en landschappen en werd diverse malen onderscheiden voor haar werk.