Terug Online exposities Zoeken

Jean Pierre Rawie

(1951)

Jean Pierre Rawie schrijft over dingen die hij niet begrijpt: liefde, dood, en vooral: over de tijd, en de invloed van tijd op liefde en dood. Hij schrijft heldere, vormvaste gedichten die zowel ironisch als serieus, somber én troostrijk zijn. Zowel humor als vorm biedt houvast: ‘Dichten is voor mij een vorm van orde scheppen in een tamelijk chaotisch bestaan.’

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Jean Pierre Rawie - Une mer à boire . Gemaakt door: Trudy Kramer
Vervaardigd 2002
Techniek Olieverf op paneel
Afmetingen 48 x 40 cm

Jean Pierre Rawie - Une mer à boire

door Trudy Kramer (1959)

We zien de Groningse dichter hier in het beroemde Hotel Van der Werff op Schiermonnikoog. Rawie is te gast op het festival Schrijvers om de Noord georganiseerd door Trudy Kramer en haar man Ger Siks. Ze kennen elkaar van de Fuji Art Association, een gezelschap figuratief werkende kunstenaars als Kramer, Matthijs Röling en Clary Mastenbroek, en dichters onder wie F. Harmsen van Beek en C.O. Jellema.

Op het schilderij getiteld ‘Une mer à boire’ heeft Kramer Rawie afgebeeld met een appel, het symbool van de zondeval, en een glas wijn: die staan gezamenlijk voor de ‘overvloed’ die de titel van het schilderij suggereert. De drankinname van Rawie is altijd fors geweest – iets waar hij in zijn werk geen geheim van maakt: ‘De drank ontremde me’.

Wie goed kijkt, ziet ook iets van Rawies flamboyante kledingstijl terug op het schilderij. Met zijn klassiek driedelig pak, gesteven overhemd, knijpbrilletje is Rawie een opvallende verschijning in zijn woonplaats; hij wordt ook wel de Groningse Oscar Wilde genoemd. ‘De reden van mijn kledingkeuze is dezelfde als de reden dat ik mijn gedichten in een heel strakke vorm schrijf. Het is een kwestie van vormgeving waaraan ik zeer hecht.’

En niet alleen kiest Rawie voor een strakke, klassieke stijl, ook zijn thematiek is klassiek. Hij schrijft over de liefde, de dood, het verval. Het verstrijken van de tijd. Toen hij in 2008 de Charlotte Köhler Prijs, een driejaarlijkse oeuvreprijs, kreeg, schreef de jury: ‘Het getuigt ook van moed om als dichter zulke door de eeuwen heen zogenaamd platgetreden paden te gaan. Klassiek, tijdloos, zeker, maar hij verwoordt die thema’s in een keur van nieuwe en somtijds verrassende variaties.’

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Jean Pierre Rawie. Gemaakt door: Dorinde van Oort
Vervaardigd 1993
Techniek Gemengde technieken op papier
Afmetingen 50 x 40 cm

Jean Pierre Rawie

door Dorinde van Oort (1946)

‘Ik schrijf niet voor de critici, maar voor de eeuwigheid. Hierbij moet je wel even mijn glimlach beschrijven, anders denken ze weer dat ik arrogant ben’ liet Jean Pierre Rawie zich ooit ontvallen. Er speelt inderdaad een miniem glimlachje om zijn mond op dit portret door Dorinde van Oort – maar op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat de dichter hier enigszins hooghartig van de toeschouwer wegkijkt.

Op zich had Rawie wel enige reden arrogant te zijn; zijn werk is geliefd bij een groot publiek en de dichtbundel Onmogelijk geluk die het jaar ervoor verscheen was een groot verkoopsucces. Met een poëzie die uit traditionele vorm en inhoud was gehouwen, werd hij een van Nederlands best verkopende dichters. Een eer die hij deelt met Annie M.G. Schmidt, Nel Benschop en Toon Hermans.  

Volgens Gerrit Komrij zijn de gedichten van Rawie van een ‘terminale citeerbaarheid’. En ja, zijn versregels zijn met grote regelmaat te vinden in rouwadvertenties. Rawie snapt dat:  ‘Poëzie is in staat je verdriet begrijpelijk te maken omdat een dichter in rust reflecteert op heftige emoties.’ Soms prijkt zijn werk zelfs op grafstenen, vaak keurig met bronvermelding. ‘Ik ben een van de weinige mensen die zijn naam reeds meerdere malen op een zerk heeft gezien.’

Rawie vindt dat het publiek recht heeft op toegankelijke poëzie met een boodschap. Hij heeft niets op met experimentele gedichten. Rijm heeft volgens hem een geruststellend ordenend aspect en om zijn vormvastheid wordt hij wel vergeleken met J.C. Bloem en M. Nijhoff.