Terug Online exposities Zoeken

Rudy Kousbroek

(1929-2010)

Erudiet en veelzijdig, dat was Rudy Kousbroek, die zowel wis- en natuurkunde als Chinees en Japans studeerde. Hij was actief in de Vijftigers-kringen en richtte met oud-klasgenoot Remco Campert het literaire tijdschrift Braak op. Hij debuteerde in 1953 weliswaar met de dichtbundel Begrafenis van een keerkring, maar werd toch het bekendst als essayist: ‘Anathema’s’ noemde hij zijn essays, en er verschenen in totaal 9 bundelingen.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Rudy Kousbroek . Gemaakt door: Gabriël  Kousbroek
Vervaardigd 2006
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 40 x 30 cm

Rudy Kousbroek

door Gabriël Kousbroek (1965)

‘Mijn vader heeft in Leiden vier keer geposeerd voor het portret', aldus Gabriël Kousbroek, die dit portret in 2006 maakte. Echter, ‘hij vond dat ik zijn onderkin niet mocht afbeelden. Ik vond dat onzin, na een bemiddelingspoging door Sarah Hart heb ik zijn onderkin in zijn overhemd verwerkt’. De afgebeelde katapult in de linker bovenhoek verwijst naar de vijver achter Kousbroeks huis, waar hij koikarpers hield. ‘De plaatselijke reiger had al twee van zijn geliefde karpers opgepeuzeld. Hij heeft toen zelf een katapult gemaakt om de reiger te verjagen. Het is zijn familiewapen geworden in het portret’, vertelt de schilder.

De Engels-Ierse schrijfster Sarah Hart was de tweede vrouw van Rudy Kousbroek, de moeder van Gabriël is de Amerikaanse Ethel Portnoy, die een omvangrijk feministisch oeuvre schreef en in 1978 met haar bundel Broodje Aap de Nederlandse benaming bedacht voor de urban legend. Zelf is Gabriël Kousbroek kunstenaar en striptekenaar voor o.a. De Groene Amsterdammer en de Volkskrant. In 2013 verscheen zijn autobiografische graphic novel Kousboek, over zijn jeugd met literaire ouders en zijn eigen punkperiode. ‘Natuurlijk had ik ook schrijver willen worden. Maar bij mij is de eerste gedachte visueel. Ik zie een tekening in mijn hoofd en dat probeer ik op papier te krijgen,’ zegt hij daar zelf over.

De katapult was overigens niet alleen bij familie en reigers bekend. Publicist en radiomaker Wim Noordhoek schreef op 9 mei 2011 in zijn Avondlog: ‘Rudy Kousbroek wist niet alleen alles, hij kón ook alles. Z’n lezers is ’t bekend: op het internaat werd hij in z’n jeugd IWA (Ik Weet Alles) genoemd, maar zijn handvaardigheid is minder bekend. Hij heeft me leren schieten met een perfecte, zelfgemaakte katapult.’

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Zelfportret. Gemaakt door: Rudy Kousbroek
Vervaardigd 2010
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 37,5 x 28,5 cm

Zelfportret

door Rudy Kousbroek (1929-2010)

In 1975 ontving Rudy Kousbroek de P.C. Hooft-prijs voor zijn essayistisch oeuvre. Aan zijn grootste werk, Het Oostindisch kampsyndroom, was hij net begonnen; zijn analyses van de Nederlandse reactie op het verlies van de kolonie Nederlands-Indië verschenen onder andere in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad. Zelf was Kousbroek geboren op Sumatra en zat hij als kind in Japanse interneringskampen. Hij hekelde het slachtoffergevoel van ex-geïnterneerden: overal en steeds weer zag hij ‘de onwil om na te gaan hoe het werkelijk geweest is’. Men hield vast ‘aan een onwaarachtige voorstelling van zaken, aan een mythe,’ stelde hij polemisch.

Het kostte hem jaren Het Oostindisch kampsyndroom te voltooien: in 1992 verscheen het en hij zou het bij de vijf herdrukken steeds nog aanvullen en herzien, belangrijk als dit onderwerp voor hem was. Zijn redacteur Tilly Hermans bezocht hem vanaf 1983 om de zoveel maanden in Parijs, waar hij sinds 1979 woonde met zijn partner, schrijfster Sarah Hart, hopend ‘dat hij mij – of eigenlijk: zichzelf – zou vertellen wat er aan een stuk ontbrak en al pratend minder tegen het herschrijven zou gaan opzien. Het lukte maar zeer ten dele, Rudy sprak liever over onze poezen’. Kousbroeks enthousiasme voor poezen is bekend, zijn boek De aaibaarheidsfactor uit 1969 is een hoogtepunt in de Nederlandse poezenliteratuur.

‘Rudy tekende veel, schilderde ook, in de laatste paar jaren van zijn leven begon hij zelfs te schilderen op glas,’ vertelt Hart over de totstandkoming van dit zelfportret. ‘Toen hij jong was, tekende hij ook portretten van familie en vrienden, ik heb nog een paar van zulke tekeningen. Het zelfportret in het museum is geïnspireerd op een foto, en heeft een tijd bij Tilly Hermans op kantoor gehangen.’