Terug Online exposities Zoeken

S. Vestdijk

(1898-1971)

‘O gij die sneller schrijft dan God kan lezen’, dichtte A. Roland Holst over Simon Vestdijk. Vestdijk werkte eerst als arts, maar koos voor het schrijverschap, en dat bleek de juiste keuze. Hij schreef 52 romans, drieduizend gedichten, één toneelstuk en rond de vijfendertig essaybundels en studies over uiteenlopende onderwerpen als muziek, angst en astrologie.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van S. Vestdijk. Gemaakt door: Edgar Fernhout
Vervaardigd 1958
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 118 x 73 cm

S. Vestdijk

door Edgar Fernhout (1912-1974)

Begin jaren dertig bestormt S. Vestdijk de Nederlandse literatuur. Hij barst eerst los met een overweldigende reeks gedichten. Bijna elk tijdschrift van belang neemt werk van hem op. Een literaire coryfee als Menno ter Braak voorspelt begin 1933: ‘Over een jaar is Vestdijk een figuur van de eerste grootte’. Kind tusschen vier vrouwen, dat meer dan duizend pagina’s telt, wordt door zijn uitgever afgewezen als te omvangrijk en te onrijp, maar Vestdijk herpakt zich door met zijn manuscript als uitgangspunt de autobiografische Anton Wachter-reeks te schrijven, met als hoogtepunt Terug tot Ina Damman, de geschiedenis van een jeugdliefde. De eerste vier delen van de reeks spelen in Vestdijks geboorteplaats Harlingen, de overige vier delen behandelen Vestdijks studententijd in Amsterdam, waar hij medicijnen studeerde.

Als arts heeft Vestdijk maar even gewerkt. Hij raakt al snel als criticus verbonden aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant en na de oorlog aan Het Parool en is een van de productiefste schrijvers van Nederland. Vele prijzen vielen hem ten deel, waaronder de Constantijn Huygens-prijs, de P.C. Hooft-prijs en de Prijs der Nederlandse Letteren. De Nobelprijs voor Literatuur liep hij mis, al zou hij hoog op de lijst met kandidaten hebben gestaan. De beroemde  literatuurcriticus Kees Fens stelt dat Vestdijks werk decennialang een norm was in de Nederlandse literatuur. 

Geen wonder dus, dat toen Vestdijk in 1958 zestig werd, de regering opdracht gaf hem te portretteren. Aan Edgar Fernhout – zoon van Charley Toorop en kleinzoon van Jan Toorop – de taak. Vestdijk poseerde niet, de bekende kunstschilder baseerde zijn portret op een honderdtal foto’s van de schrijver. Vestdijk zelf was tevreden over het resultaat. Zo schreef hij: ‘Fernhout heeft mij wat somber opgevat, maar een mooi schilderij is het toch wel.’