W. Jos de Gruyter
(1899-1979)W.Jos de Gruyter
door Ronald Lindgreen (1916-1999)Op aansporing van schilder-schrijver Just Havelaar gaat W. Jos de Gruyter over kunst schrijven. De aanmoediging resulteert in diverse artikelen en boeken over kunstenaars en kunststromingen, waaronder Wezen en ontwikkeling der Europese schilderkunst na 1850, en ook kunstkritieken, onder meer voor Het Vaderland.
Op 24 april 1940 bespreekt hij in die krant een expositie van Ronald Lindgreen. Hij vindt het werk van de dan 23-jarige schilder ‘de aandacht trekken door een delicaten toon en een weliswaar nog schuchteren, soms onzekeren, maar toch gelijktijdig fijngevoeligen en ook wel aparten, persoonlijken werktrant’. En hoewel De Gruyter enthousiast is over het werk, waarin men naar zijn zeggen ‘niet verwachte psychologie’ kan waarderen, heeft hij ook wel wat kritiekpunten. ‘Indien Lindgreen geleidelijk weet te winnen aan gespierdheid, volheid, soliditeit, indien hij wat meer door de natuur heen leert kijken, in plaats van er langs of er over, zooals hij thans nog vaak doet, geven wij hem goede ontwikkelingskansen, want zijn werk bevat kostbare en niet alledaagsche elementen.’
Zou Lindgreen de aanmoediging van De Gruyter ter harte hebben genomen? Twintig jaar later wordt zijn werk opnieuw besproken in Het Vaderland, ditmaal door een zekere A.B. W. Jos de Gruyter is op dat moment niet meer aan de krant verbonden; hij is sinds 1955 directeur van het Groninger Museum. Volgens de schrijver van het stuk is Lindgreen ‘zijn streepjes-techniek te boven gekomen’. Nu de verbrokkeling is weggevallen, is het werk volgens A.B. beweeglijk, licht, charmant, vol geest en intelligentie. Vol lof is hij over dit portret: ‘Het portret van W. Jos de Gruyter is ook in het handschrift der vegen bepaald amusant en perfect, uit de aard der zaak omdat de intentie van deze vagen en vele andere trouvailles tot een persoonlijk en fijnzinnig beeld aaneen sluiten.’