De jury ziet Gilliams – die ook schreef onder de pseudoniemen Floris van Merckem en Gri-Majeur – in de eerste plaats als dichter, ‘niet omdat hij in hoofdzaak gedichten schreef, hetgeen het geval niet is, maar omdat de poëzie, ook in andere uitingen, het wezen van zijn werk uitmaakt’.
Zijn oeuvre is verfijnd en kenmerkt zich door een uitzonderlijk eigen geluid, aldus de jury. ‘Elke schriftuur van Gilliams is zowel zelfexpressie als zelfverkenning’. Het is ‘naar omvang niet zeer uitgebreid als gevolg van een uiterst strenge zelfkritiek, een geestelijke discipline, die men wel als ascese mag kenschetsen. Het is de uiting van een aristocratische geest, die naar niemands gunst dingt, maar evenmin afzijdig staat van een werkelijkheid, welke zelden zo tot in de kern door de verbeelding is getroffen als bij hem’.