Een schrijver die ook andere kunsten beheerst – het blijft een prikkelend gegeven. Jan Wolkers die zich niet alleen als auteur maar ook als schilder en beeldhouwer wist te uiten. Anna Enquist die niet alleen regelmatig achter de schrijftafel, maar ook achter de piano kruipt. Simon Vestdijk die zich niet alleen toelegde op het componeren van romans, maar ook muziekstukken uit zijn handen liet vloeien.
Met name die laatste combinatie lijkt regelmatig voor te komen: het samengaan van literair en muzikaal talent. Zo ook bij Margriet de Moor (1941), die een groot publiek bereikte met romans als De virtuoos, Kreutzersonate en Mélodie d’amour, die al in hun titels hun muziekthematiek laten doorklinken. Op haar zeventiende vertrok De Moor vanuit Noordwijk naar Den Haag, waar ze zich op het Koninklijk Conservatorium aanvankelijk toelegde op een pianostudie en later op solozang, waarbij ze zich specialiseerde in moderne muziek. Ze trouwde met beeldend kunstenaar Heppe de Moor (1938-1992), met wie ze twee dochters kreeg. De eerste, Lara de Moor, werd beeldend kunstenaar en de tweede, Marente de Moor, schrijver.
De Moor laat zich graag inspireren door literatuur die zich eerder kenmerkt door een bijzondere stijl en sfeer dan door een spannend plot, zo blijkt uit haar voorliefde voor schrijvers als Thomas Mann, Vladimir Nabokov en Jorge Luis Borges. Het experiment dat in haar prille muziekcarrière hoogtij vierde, in de vorm van de avant-gardistische muziek van Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw, heeft volgens kenners een stempel gedrukt op haar schrijven. Voor De Moor ligt de voorkeur niet bij realisme en lineariteit, maar in klanken, ritmes en toonsoorten. In veel van haar verhalen vind je geen feitelijke beschrijvingen vanuit een alwetende verteller, maar subjectieve indrukken, vertragingen en versnellingen, die herkenbaar zijn als de literaire equivalenten van tempowisselingen en modulaties.
Toch is het incorporeren van de ene kunstvorm in de andere nog niet zo’n gemakkelijke of vanzelfsprekende missie, betoogt de Belgische filosoof Patricia De Martelaere in haar essay De kleur van klanken. Zowel het juist gekozen woord als de goed geraakte toon kan de mens diep raken, maar beide kunstvormen doen dat op verschillende manieren. Zo verwijzen de klanken van de literatuur direct naar betekenisvolle taaltekens, terwijl de klanken van de muziek enkel naar zichzelf verwijzen. Muziek is onvertaalbaar, want zij refereert aan een wereld die buiten de orde van de taal ligt, is De Martelaeres conclusie.