Het kleine boekje dat ik vasthoud valt bijna uit elkaar. Rood omslag, als van een map, en de pagina’s zijn glad op een manier die verraadt dat ze veel zijn aangeraakt. De randen bruin van de vingers die ze omsloegen. Het boekje voelt hierdoor een beetje vies. Er zitten vlekken op het omslag, de rug heeft losgelaten en er zijn pagina’s met tape aan elkaar geplakt en eigenlijk wil ik niet over een object schrijven dat ik niet wil aanraken. Eigenlijk wil ik het boekje terugleggen in de grote kartonnen doos waaruit ik het net heb gevist. Ik wil het niet openslaan. Maar ik sla het boekje open en zie lijsten met woorden. Op alfabetische volgorde. In de lijst staan woorden als vriend en verkwisten, oneerlijk en onderzoeken. Achter elk woord staan de synoniemen voor dat woord. Bij onderzoeken is er een mogelijk synoniem met blauwe pen, in net handschrift, toegevoegd.
‘Nagaan’, staat er.
Het synoniemenboekje was ooit van dichter Gerrit Kouwenaar (1923-2014). Gerrit Kouwenaar is het die het boekje heeft stukgebruikt en bruingebladerd. Het zijn zijn vingerafdrukken op de randen van de pagina’s, het is zijn krantenknipsel dat voor in het boek is geklemd en het maakt me huiverig iets te schrijven over Gerrit Kouwenaar. Hoe verhoud je je tot een dichter die zoveel impact heeft gehad? Deel van de Vijftigers, verbonden aan Cobra, hij won vrijwel iedere prijs die er te winnen viel. Zijn poëzie is emotioneel geladen, terwijl Kouwenaar juist altijd probeerde de persoonlijke emotie uit het gedicht te laten. De persoonlijke emotie zou het gedicht ‘bezoedelen’, en hij zocht specifiek naar een zo gestileerd mogelijke afdruk van het leven. Hij vermeed het liefst het woord ‘ik’, Gerrit Kouwenaar sprak in een algemene ‘je’ en een ‘men’.