Schrijven is een combinatie van creativiteit en discipline: zonder verrassende gedachten ontstaat er geen originele tekst, en zonder vasthoudendheid komt die tekst er niet. Afhankelijk van de verhouding tussen die twee eigenschappen kiest elke auteur een andere werkwijze: de een tekent een groot raster op de muur van de woonkamer en plakt dat vol met post-its die ieder een gebeurtenis in een bepaald hoofdstuk symboliseren, de ander kiest liever voor een vrijere structuur waarin alles wat het hoofd binnenvalt op papier verschijnt.
Het is als een verhaal dat mijn gedachten binnen komt fladderen, en dat ik zelf op dat moment ook voor de eerste keer lees
Zelf was ik tot nu toe meer van die laatste categorie: ik moet me er tijdens het schrijven toe zetten zelfs maar een plot in gedachten te houden. Het verhaal vormt zich terwijl ik het bedenk, en dat maakt het schrijven voor mij juist zo plezierig: het is als een verhaal dat mijn gedachten binnen komt fladderen, en dat ik zelf op dat moment ook voor de eerste keer lees.
Rascha Peper lijkt juist van het eerste soort schrijvers, als we afgaan op haar schriften in de archieven van het Literatuurmuseum. Neem bijvoorbeeld Rico’s vleugels, dat verhaalt over een rijk echtpaar, Eduard en Cecile Rochèl-Rondee, dat op de Filippijnen een kostbare schelpencollectie heeft opgebouwd. Wanneer zij terugkeren naar Nederland wordt hun leven opgeschud door de veertienjarige Rico Gabrieli, die hen komt helpen bij het ordenen van de collectie. Eduard wordt tot over zijn oren verliefd op de jongen, met alle gevolgen van dien.
Over de opbouw van Rico’s vleugels is zorgvuldig nagedacht, blijkt uit Pepers aantekeningen: elk van de zes hoofdstukken beslaat een dag, op het derde hoofdstuk na, dat over de donderdag en de vrijdag gaat. Het verhaal begint op dinsdag, met als drie belangrijkste elementen ‘Rico strand’, ‘Cecile strand’ en ‘Eduard tuin’, aldus het handschrift van Peper. Deze lijst is vooral een overzicht van de locaties van de personages.