Zoeken

Aar van de Werfhorst

(1907-1994)

Als kind logeerde Aar van de Werfhorst (ps. van Piet Jansen) vaak bij zijn grootouders in Beerzerveld. Zijn oma Neeltje van de Werfhorst-Knol vertelde hem verhalen en zijn pseudoniem is een ode aan haar – en zijn oeuvre aan de landelijke omgeving. Zijn zwaarmoedige verhalen en de landelijke achtergrond doen soms zelfs denken aan Scandinavisch toneel.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Aar van de Werfhorst. Gemaakt door: Paul Citroen
Vervaardigd circa 1946
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 63 x 50 cm

Aar van de Werfhorst

door Paul Citroen (1896-1983)

Paul Citroen was een veelzijdig kunstenaar, die beroemd werd met collagekunst en ook naam maakte als portrettist. In zijn werk trachtte hij een samenvatting te geven van ‘dat wat van de mens naar mij uitgaat, zijn fluïdum, dat probeer ik in mijn portretten te pakken te krijgen’. Aan het einde van zijn leven had Citroen zo'n 7.000 portretten gemaakt, de meeste van prominente figuren uit kunstenaarskringen, onder wie vele schrijvers.

Het Literatuurmuseum heeft naast portrettekeningen ook drie door Citroen gemaakte olieverfportretten in de collectie: van Anna Blaman, Menno ter Braak en dit schilderij van Aar van de Werfhorst. Dit laatste is volgens Stance Eenhuis in een studie over Citroens schrijversportretten het minst geslaagd van de drie door de weinig treffende gezichtsuitdrukking. Wat Van de Werfhorst zelf van het portret vond, is niet bekend.

Citroen en Van de Werfhorst woonden beiden in Wassenaar en waren goed bevriend. De schilder – die van zijn kunst niet kon leven en vaak ‘bijbeunde’ – maakte in 1954 boekillustraties voor Van de Werfhorsts Twee rode reeën. Ze waren beiden in Duitsland geboren en deels ook getogen en onderling spraken ze vaak Duits. Het verhaal gaat dat Citroen – die veel gevoel voor humor had – regelmatig een net bedachte ‘Witz’ meteen doorbelde naar Van de Werfhorst. In een liber amicorum voor Citroen omschrijft Van de Werfhorst zijn vriend als de zeer gedreven kunstenaar met wie hij meestal over kunst sprak: ‘Bijna uitsluitend, als hij geen “Witze” vertelt, praat Paul over de kunst, het leven en het werk. Voor hem drie begrippen, die elkaar volkomen dekken; hij is er bezeten van, zo zelfs, dat hij vaak agressief wordt, ondanks zijn verlegen en bescheiden aard.’

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Aar van de Werfhorst. Gemaakt door: Helga Schussheim-Assuschkewitsch
Vervaardigd 1964
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 44,5 x 35 cm

Aar van de Werfhorst

door Helga Schussheim-Assuschkewitsch (1911-1972)

‘Geen ander Nederlands streekschrijver herinnert zozeer aan Skandinavische auteurs als Hamsun, zonder een epigoon te zijn’, schrijft P.J. Meertens over Aar van de Werfhorst in een artikel over streekromans. Volgens Meertens kenmerkt het werk van Van de Werfhorst zich door een ‘verbondenheid van mens en natuur en de romantische sfeer, dat bij voorkeur verwijlen op het grensgebied van droom en werkelijkheid, die aan al zijn werk een geheel eigen cachet verleent.’ Hij vindt het dan ook onbegrijpelijk ‘dat de officiële kritiek deze talentvolle schrijver nog altijd niet heeft ontdekt.’ 

Hoewel Van de Werfhorst in eigen ogen absoluut geen streekromans schrijft, spelen zijn romans zich grotendeels af in Twente en de Gelderse Achterhoek, de streek van de Overijsselse Vecht. Schrijfster Clare Lennart merkt op dat hij vrijwel geen boek heeft geschreven of er stroomt een rivier door, de Regge of de Overijsselse Vecht of de Gelderse IJssel. ‘En het is altijd de rivier, die in de beslotenheid van het dagelijks leven het vreemde brengt, het avontuur, het wonder.’

Streekromans of niet, zijn boeken zijn populair en worden vele malen herdrukt. In 1953 bundelt uitgeverij De Arbeiderspers een aantal van zijn romans en verhalen in een deel van de Omnibus-serie en van deze zeer betaalbare verzameluitgave worden meer dan 100.000 exemplaren verkocht.

Maar als Meertens zijn artikel in 1956 schrijft, is het eigenlijk al gedaan met Van de Werfhorsts schrijverscarrière. Dat jaar verschijnt nog De Reis, als laatste deel van de romancyclus De eenzame. Daarna zwijgt de schrijver ruim twintig jaar om slechts nog twee bibliofiele dichtbundels en een vertelling uit te brengen.