Zoeken

Anneke Brassinga

(1948)
In de poëzie van Anneke Brassinga moeten woorden vechten voor hun betekenis. Het ademt verleden maar is tegelijk eigentijds, en het kan moeilijk anders dan in dit soort tegenstellingen worden beschreven. Het werk gaat over dood en liefde, het houdt op afstand en trekt aan – en al hebben lezers het er soms moeilijk mee, jury’s wisten haar te vinden. De Jan Campert-prijs kreeg ze met onder andere de beschrijving: ‘een uniek universum van taal, waarin ze voortdurend zoekt naar een balans tussen de wereld van woorden en de echte, die van gras, vlees, botten, liefde.’
De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Anneke Brassinga en Thérèse Cornips. Gemaakt door: Jopie Roosenburg-Goudriaan
Vervaardigd circa 1990
Techniek Olieverf op paneel
Afmetingen 38,5 x 55 cm

Anneke Brassinga en Thérèse Cornips

door Jopie Roosenburg-Goudriaan (1913-1996)

Verlangend naar groen, stilte en een grote tuin kocht Thérèse Cornips begin jaren zeventig een boerderij in het Waalse Renouprez, onder Maastricht. Daar woonde ze van het vroege voorjaar tot de winter en omringde zich met dichters, schrijvers en schilders. Ze vertelt er uitgebreid over in haar door Guus Middag opgetekende herinneringen Met een bevroren jas en een geleend tientje. In en om de boerderij is veel werk gemaakt. Hans Bayens maakte bijvoorbeeld ook een schilderij van de hier afgebeelde werktafel.

Cornips was goed bevriend met schilder Jopie Roosenburg-Goudriaan, de maker van dit dubbelportret, en haar man, beeldhouwer Teun Roosenburg, die sinds 1942 in Limburg woonden. Cornips liet haar post bij dit echtpaar bezorgen, zodat haar vrienden met een binnenlandse postzegel toe konden.

Zoals zoveel vrienden logeerde Anneke Brassinga een paar maal per jaar in Cornips’ stalhuis. De dichter die in 2015 de P.C. Hooft-prijs zou krijgen voor haar poëzie, zei ooit over Cornips: ‘Over de techniek van het dichten heeft zij me meer bijgebracht dan wie ook, wat betreft mijn eigen werk.’

Brassinga kan zich nog herinneren dat dit portret gemaakt werd:

Op een zomermiddag kwamen Teun en Jopie, allebei met een ezel en verf naar Thérèses boerderij. We hebben toen geposeerd door gewoon de hele middag te zitten waar we zo vaak zaten, aan haar werktafel, vis-à-vis. 

Tijdens het poseren spraken Cornips en Brassinga – die net als Cornips een heel goede vertaler is – over van alles. Uiteraard ook over Marcel Proust, aan wiens onvertaalbaar verklaarde romancyclus À la recherche du temps perdu Cornips toen nog volop werkte. Ze zou in 1999 de Martinus Nijhoff Vertaalprijs krijgen voor deze titanenklus.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Anneke Brassinga. Gemaakt door: Dorinde van Oort
Vervaardigd 1988
Techniek Olieverf en krijt op papier
Afmetingen 65 x 50 cm

Anneke Brassinga

door Dorinde van Oort (1946)

‘Anneke hoort bij de elementen, zij in elk geval bij haar’, begint Dorinde van Oort haar geschreven portret bij dit schilderij. Voor het blad Elegance nodigde Van Oort in de jaren tachtig en negentig schrijvers uit bij haar thuis om ze te portretteren met houtskool, kleurkrijt en/of olieverf. Die portretten publiceerde ze samen met de verslagen van de sessies. Later bundelde Van Oort enkele van haar dubbelportretten in Portret aan huis.

Zij komt in extreme weersomstandigheden. Haar fiets is meestal gestolen; in het gunstigste geval is ze vergeten waar hij stond. Dus komt ze lopend, in regen, onweer, hagel, immuun voor kou, in een openhangend jongensjakje. Bij zeer snerpende vorst draagt zij er soms een dun gedraaid wollen dasje in, dat ze steevast bij vertrek vergeet. 

Schilder en schrijver kennen elkaar goed, ze waren jarenlang buren. Van Oort heeft haar veel geportretteerd en zou haar eigenlijk uit haar geheugen kunnen tekenen. Niettemin is Brassinga’s aanwezigheid onontbeerlijk voor dit dubbelportret. ‘Dit keer heeft ze, ten behoeve van mijn tekening, een vormloos blauw gebreid hoofddeksel meegebracht – een erf- of familiestuk. Ze trekt het grijnzend over haar hoofd en zet haar ogen op ver.’

Als Van Oort haar portretteert, is Brassinga nog maar net een jaar eerder gedebuteerd als dichter. In 1987 verscheen haar eerste bundel, Aurora. Haar prozadebuut, Hartsvanger, zou pas in 1993 verschijnen. Aanvankelijk vertaalde Brassinga onder meer romans van Nabokov en poëzie van Sylvia Plath. Ze schreef eens dat ze nooit zou zijn gaan schrijven als ze geen vertaler was. Brassinga’s  omvangrijke oeuvre is inmiddels veel bekroond, onder meer met de P.C. Hooft-prijs: ‘Wie haar leest stapt binnen in een geestverruimend heelal van taal. In elk gedicht openen zich onvermoede vergezichten van zeggingskracht’.