Anton Korteweg
(1944)Anton Korteweg
door Erwin de Vries (1929-2018)‘Het kan zijn dat ik er op het portret jonger uitzie dan 37, maar ik had, althans volgens anderen, op die leeftijd nog een onbetamelijk jeugdig uiterlijk.’ Anton Korteweg, in 1981 naast dichter ook directeur van het Literatuurmuseum, heeft voor dit portret geposeerd op het atelier van de Surinaamse schilder en beeldhouwer Erwin de Vries in Amsterdam. De twee kenden elkaar sinds kort persoonlijk omdat de vriendenvereniging van het museum ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan ervan – dat op 8 december 1979, tijdens zijn eerste jaar als directeur (toen nog hoofdconservator) gevierd werd – De Vries’ portretkop van S. Carmiggelt hadden aangekocht en aan het museum hadden geschonken. ‘Ik denk dat mijn portret een combinatie was van een bedankje voor die aankoop en een spiering om een kabeljauw te vangen. Vergeefs, jammer genoeg; ons aankoopbudget was te klein om kunstwerken aan te kopen. We kregen later nog wel zijn kop van Mulisch enige jaren in bruikleen, maar toen we niet tot koop overgingen, trok hij het bruikleen in.’
De Vries is de maker van het Nationale Slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark en hij maakte borstbeelden van Nederlandse en Surinaamse politici en bekendheden. Als schilder werkte hij in diverse stijlen. ‘Ik heb me nooit gehouden aan pop art of abstract of zus of zo, ik heb alles gemaakt,’ zei hij in 2009 in een interview met NRC Handelsblad. Werk van hem is te zien in het MoMA, het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum Amsterdam. Hij woonde en werkte jarenlang in Nederland maar keerde in de jaren tachtig terug naar Suriname.
Wat Korteweg van zijn geschilderde portret vindt? ‘Nu je dat zo vraagt, zou ik zeggen: toch wel een lieve man. Ik zag er wel zo uit in die tijd, geloof ik, met dat aanminnige naar rechts neigende hoofd, en die lok.’
Anton Korteweg
door Trudy Kramer (1959)Anton Korteweg was van 1979 tot 2009 aanvankelijk hoofdconservator en later directeur van het Literatuurmuseum. In die hoedanigheid bedacht hij in 2004 bij het vijftigjarig bestaan van het museum de Nationale Schrijversgalerij, naar het voorbeeld van de National Portrait Gallery in Londen.
Ook is Korteweg dichter. Een belangrijk thema in zijn dichtwerk is levenskunst. Als student leerde hij de inspirerende boeken van de psychiater Henricus Cornelius Rümke kennen, vertelt hij in 2010 aan poëzietijdschrift Awater, en Rümke figureert dan ook soms in zijn werk. Rümke deelde bijvoorbeeld een mannenleven in in perioden, en dat is handig. Zelfreflectie is daarbij van groot belang.
Dat relativerende, die zelfironie, dat zit natuurlijk in veel van mijn gedichten. Het is een uitdrukking van mezelf. Ik verzet me trouwens altijd tegen mensen die denken dat ironie een stíjlmiddel is. Alsof je kunt zeggen: laat ik nu eens ironisch zijn. Maar het is een levenshouding, een geestesgesteldheid, hoe iemand is. Zoals de ironie van Reve ook Reve zelf was. Een ironicus kan niet anders. Ironie is niet flauw: het is mijn ware ik. Daar zit geen laagje meer onder.
Korteweg is goed bevriend met de maker van dit portret, Trudy Kramer, die samen met haar partner Ger Siks jarenlang een klein maar mythisch festival op Schiermonnikoog organiseerde: Schrijvers om de Noord. Iedereen, ook Korteweg, trad er belangeloos op en velen zijn door haar geportretteerd.
Kramer zette Anton Korteweg voor dit werk voor een boekwinkel in de Oude Kijk in ’t Jatstraat in Groningen. Is die prominente hond van Anton? ‘Nee, maar hij wílde graag een hond. Dit is mijn eigen hond. Hij ging toen bijna met pensioen, daarom staat zijn racefiets erop. Daar had hij toen allemaal tijd voor.’ En misschien was dat óók wel ironie; tenslotte ging Korteweg jarenlang fietsend naar het werk.