Bertus Aafjes
(1914-1993)Voor iemand wiens poëzie wel ‘lyrisch-romantisch, virtuoos maar natuurlijk, eenvoudig’ werd genoemd, kreeg Bertus Aafjes nog best vaak ruzie. Met de Vijftigers – die hij niet wilde begrijpen – en met de kerk – die hém niet wilde begrijpen. Maar ook was hij geliefd, dankzij onvermoeibaar optimisme.
Bertus Aafjes
door Diana Huijts (1954)‘Twee en dertig, lang, wat smal./ Eerste grijze haren al. / Meestal vredig van gemoed; soms een hart dat plotsling bloedt./ Ogen, eensklaps dan, bevreesd./ (Er is zoveel meer geweest.)’ Zo dichtte Bertus Aafjes in het versje ‘Zelfportret’.
Volgens zijn uitgever Laurens van Krevelen waren Aafjes’ ogen echter vaker dromerig dan bevreesd. Wel kwetsbaar soms, maar altijd verliefd op het leven. Hij keek vaak alsof hij van een ‘andere’ wereld was. Zijn blik was dan gericht op de werkelijkheid van zijn verbeelding, bezield van een innerlijk licht ondanks de zwaarmoedigheid die zijn geest zo vaak kwelde. Het zijn ook de ogen die het meest opvallen in dit portret dat schilder en boekillustrator Diana Huijts postuum van haar vader maakte.
Bertus Aafjes werd bekend met Een voetreis naar Rome uit 1946: in een jaar tijd werden er 30.000 exemplaren van verkocht. Aafjes was in één klap beroemd, zijn naam als dichter gevestigd – maar in 1953 zette hij zich zo fel af tegen de poëzie van de Vijftigers, dat die reputatie flink beschadigd raakte.
Hij raakte als dichter in een isolement en concentreerde zich op het schrijven van proza, reisverhalen en kinderboeken. Maar dankzij zijn transparante taalgebruik en zijn grensverleggende thematiek heeft Aafjes’ werk de tand des tijds misschien wel beter doorstaan dan zijn meningen over literatuur. De ontwapenende manier waarop hij liefde en erotiek in zijn gedichten ter sprake bracht, heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de emancipatie van de eerste generatie van na 1945.