Zoeken

Constant van Wessem

(1891-1954)

Jacques Constant van Wessem schreef essays, kritieken, prozagedichten, biografieën, vie romancées en romans en in 1951 ontving hij de allereerste Marianne Philipsprijs voor zijn hele oeuvre. Voor de eeuwigheid mocht het niet baten: hij wordt nauwelijks nog gelezen. Hij zal vooral herinnerd worden als de eerste biograaf van Slauerhoff, en als inspirator. Hij was bescheiden – aan Hendrik de Vries schreef hij ooit: ‘Ik bezit geen enkele eerzucht als “leider” of “animator” en verheug mij slechts in het lezen van een mooi en boeiend gedicht’.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Constant van Wessem. Gemaakt door: Paul Schultze
Vervaardigd ongedateerd
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 51 x 44 cm

Constant van Wessem

door Paul Schultze (1893-1973)

Een sombere, gelaten man kijkt ons hier aan. Niets wijst erop dat we te maken hebben met een schrijver die in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw het moderne levensgevoel probeerde vast te leggen. Constant van Wessem streefde naar een nieuw soort proza, beweeglijk en snel, dat zijn weerklank zou vinden in de nieuwe zakelijkheid.

Het portret is ongedateerd en er is niets bekend over de totstandkoming ervan of over de relatie tussen schilder en schrijver. Zou het kunnen dat we kijken naar een schrijver die gebukt gaat onder het verlies van een groot deel van zijn generatie schrijvers? Van de in 1936 overleden J. Slauerhoff, over wie hij in 1940 biografie schreef? Van de zelfmoord van Menno ter Braak, de man met wie hij – samen met Joris Ivens – in 1927 de Nederlandsche Filmliga had opgericht ter promotie van de avant-gardecinema? Of van de dood van H. Marsman, met wie hij het literair jongerentijdschrift De Vrije Bladen was begonnen en met wie hij zich heftig had afgezet tegen het destijds nog populaire ‘huiskamerrealisme’?

Criticus C.J.E. Dinaux memoreert hoe hij Van Wessem in 1946 leerde kennen in De Pauwhof, een broedplaats voor kunstenaars in Wassenaar: ‘Klein, bijna fragiel stond hij daar in de verlaten ontbijtkamer, noemde zijn naam en verdween dadelijk daarna met een lichte buiging door de openstaande gangdeur.’ Hij leek niet veel meer dan een schim – ‘een schim van de Van Wessem uit de tijd van Het Getij, waarvan hij toch de stuwkracht was, en De Vrije Bladen, van de dartele Chasalle [het pseudoniem dat hij voor de oorlog gebruikte].’ Volgens Dinaux heeft de oorlog Van Wessem ‘op dood spoor gezet’. Wellicht dat dat doorschemert in dit ongedateerde portret.