Zoeken

Ethel Portnoy

(1927-2004)

Vanaf het moment dat ze haar opstel ‘Mijn eerste zoen’ voorleest in de klas, weet ze dat ze schrijfster wil worden. En dat werd ze, veelzijdig bovendien: ze schreef over borstvoeding en de studentenopstand in Parijs, over multiculturalisme en integratie, en vaak ook over vrouwen. Steeds in het Engels, waarna iemand anders, meestal haar dochter, het naar het Nederlands vertaalde.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Ethel Portnoy . Gemaakt door: Karel   Appel
Vervaardigd 1996
Techniek Krijt op papier
Afmetingen 59 x 45 cm

Ethel Portnoy

door Karel Appel (1921-2006)

De in de Bronx, New York getogen Ethel Portnoy, dochter van Russisch-joodse immigranten, vertrok na een studie Frans in 1950 naar Europa om culturele antropologie en archeologie te gaan studeren in Parijs. Al snel leerde ze haar latere man Rudy Kousbroek kennen, die even eerder met Remco Campert liftend naar de lichtstad was gekomen. Via hen werd Portnoy onderdeel van de Nederlandse kunstenaarskolonie in Parijs, die zich op dat moment beschouwde als het artistiek-intellectuele centrum van de wereld. Voor jonge schrijvers en kunstenaars als Karel Appel, Corneille, Lucebert, Simon Vinkenoog stond Parijs voor vrijheid en leven.

Het atelier van Appel aan de Rue Santeuil fungeerde in die periode als zoete inval voor de jonge schilders en dichters. Hij woonde – het was meer kamperen – er met onder meer Corneille; Portnoy moest de twee met regelmaat uit elkaar houden om gevechten over vrouwen te voorkomen. In ‘Sinterklaas negentienhoeveel’ uit de bundel De brandende bruid uit 1974 schrijft ze over een van de vele bijeenkomsten: ‘De sinterklaasviering geschiedde in het atelier van Karel Appel. In de verre uithoeken van deze vrij grote ruimte heerste de verschrikkelijke koude van de poolnacht. We zaten met onze jassen aan rond een petroleumkacheltje; om ons heen stond een paar miljoen aan schilderijen, maar dat wist toen nog niemand…’

Zo’n twintig jaar bleef Portnoy met Kousbroek en hun twee kinderen in Parijs; in 1970 verhuisden ze naar Den Haag. Een jaar later debuteerde ze, 44 jaar oud, met de verhalenbundel Steen en been. Met Appel is ze altijd contact blijven houden. Toen hij vanaf de jaren zeventig veel in Amerika verbleef, ging ze regelmatig bij hem langs als zij haar geboorteland bezocht. Bij een van die bezoeken, in 1996, heeft hij haar in zijn atelier in New York geportretteerd.