Gerard Reve
(1923-2006)‘Het werk van Reve - Dat is pas leven!’ Dit zijn de woorden die Gerard Reve zelf de Almachtige in de mond legt. En waarom zou hij ook bescheiden zijn: hij geldt al vanaf zijn debuut De avonden als een van Nederlands grootste schrijvers en de liefde van zijn trouwste fans kwam in de buurt van verering.
Gerard Reve
door Aldert Koop (leefjaren onbekend)Op 14 december 1973 werd Gerard Reve 50 en dat werd gevierd in Pulchri Studio in Den Haag. Pronkstuk van de cadeautafel was dit drieluik door Aldert Koop, leraar Duits en in zijn vrije tijd kunstschilder. Hij schilderde figuratief, wat Reve erg beviel, want abstracte kunst vond hij niets.
De schilder Aldert K., te R.,
werkt overdag, voor het Bestel, abstrakt.
Des nachts, in het geheim,
schildert hij figuratief.
Pontificaal in het midden staat Reve in militair uniform, een fantasie-uniform dat Koop definieerde als dat van een ‘geheim adjudant van de Koningin en Rooms Beschermer van het Heiligdom Kevelaer’. Op de achtergrond is de Gnadenkapelle van Kevelaer te zien met het aldaar vereerde beeld van Maria Troosteres der Bedroefden.
Rechts staat Reves toenmalige ‘verloofde’ Joseph Cals (‘Jakhals’) afgebeeld, met op de voorgrond kleine jakhalsjes en achter hem het schip ‘Het Oordeel’ van kapitein Van der Decken dat opduikt aan het eind van Reves De taal der liefde. Links tegen de achtergrond van paleis Soestdijk is Juliana te zien. In haar hand houdt ze Reves Lieve jongens. Een boek waarin ze zelf figureert. Ook in zijn latere romans De taal der liefde en Een circusjongen voert Reve Juliana op als de aardse pendant van Maria, de ‘Troosteres’ van de mensheid. Zoals altijd wist Reve een religieuze dimensie te verbinden met het banale.
Reve is blij met zijn portret, al had hij zijn haar graag wat sluiker en jonger gehad; nu was het een beetje ‘pianostemmershaar’. Tot zijn spijt ging Koop niet in op Reves verzoek om de al te expliciete zweep in Reves hand te vervangen door handboeien met een Mariamonogram. Ook de suggestie om in plaats van een zweep een kraai, kauw of raaf op zijn hand te laten zitten, haalde het niet.
Gerard Reve
door Hans Hazenbroek (1929-2019)Een romantisch-decadente schrijver, zo schilderde Hans Hazenbroek hem en in die traditie plaatst Gerard Reve zichzelf ook graag. In Op weg naar het einde meldt hij dat zijn plaats daar is waar ‘reeds een duidelijke mistieke inslag is, ongeveer op de grens tussen Romantiek en Dekadentie’. Voor hem was literatuur de levensnoodzaak om dat ‘als overweldigend en dreigend ervaren Mysterie’ te kunnen beheersen.
Met de romantiek deelt Reve de eeuwige zoektocht naar een hogere eenheid achter de vele alledaagse verschijningsvormen. De openingszin van Het Boek van Violet en Dood uit 1996 luidt: ‘Dit is geschreven door een zoekende en zwervende ziel.’ Wanneer hij dit schrijft heeft hij meer dan een halve eeuw gewijd aan een schrijverschap dat aldoor weer uitkwam op de worsteling met zijn drijfveren, zijn angstige zielenroerselen. Uiteindelijk is het niet de romantiek, en ook niet de decadentie die hem verlossing biedt, maar het katholicisme, en dan vooral de Maagd Maria, die voor hem het verlossende, vertroostende symbool is, als Koningin der Levenden en Moeder van de Dood.
Reve beleed echter zijn zwaarmoedigheid, kunstenaarschap en geloof met een groot en geheel eigen gevoel voor humor. Hierbij was de stijl, veel meer dan het verhaal, de dragende kracht. Reves taalgebruik, opzettelijk plechtig of ouderwets, soms ook met een eigen spelling, werd ogenschijnlijk een doel op zichzelf. In zijn even plechtstatige als ironische woordkeus wist hij het verhevene en het alledaagse te verweven.
Gerard Reve
door Frits Woudstra (1956)In 2001 ontvangt Gerard Reve de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste literaire onderscheiding in het Nederlands taalgebied. Het is echter ook het jaar waarin de Belgische koning Albert II weigert hem deze prijs uit te reiken omdat Reves levensgezel in het bezit is van kinderporno en een jongen onzedelijk heeft betast. Uiteindelijk wordt de prijs uitgereikt door een ambtenaar van de Taalunie. ‘Het ruim vijftig jaar durende schrijverschap van Gerard Reve heeft een even omvangrijk als schitterend werk opgeleverd, dat hem tot een der meest gelezen schrijvers van de naoorlogse literatuur heeft gemaakt, tot een van de meest becommentarieerde en ook, misschien niet minder: geruchtmakendste. Maar waar geen gerucht is, is geen vuur’ aldus de jury.
Het is inderdaad niet de eerste keer dat Reve in opspraak komt. Sterker nog, in de loop van zijn schrijverschap weet de zelfbenoemde ‘Volksschrijver’ op een geraffineerde en uitgekiende manier steeds weer de publiciteit te halen: een mis in een kerk, een tv-show, prikkelende optredens in het land, interviews op de tv – alles is erop gericht de cultus rondom hem te vergroten en zo zijn werken aan de man te brengen. Immers, ‘een schrijver heeft een winkel’.
Hij zorgt dan ook voor de nodige controverse en relletjes. Waaronder het beroemde Ezelproces, naar aanleiding van een passage in Op weg naar het einde waarin hij beschrijft hoe God als ezel op aarde terugkeert en gemeenschap met hem heeft. Kamerlid C.N. van Dis van de SGP dringt aan op vervolging wegens smalende godslastering. Ook de zoen die hij in 1969 aan minister Marga Klompé gaf bij de uitreiking van de P.C. Hooft-prijs zorgt voor grote opschudding.