G.H. ’s- Gravesande
(1882-1965)G.H. ’s- Gravesande
door P.L. van Eeden (1907-1996)‘Wie ’s-Gravesande hebben gekend, bewaren de herinnering aan zijn rijzige gestalte, die zich met forse tred placht voort te spoeden, de jas waaiend om het lichaam, de hoge gladde schedel beschermd door een breedgerande, pittoreske hoed of door een zomers hoofddeksel van rieten makelij. In de krachtige kop waren de mond met de rest van een knevel, de neus en oren in het volle gelaat groot en stevig aangezet, de rechte blik onder de hoge wenkbrauwen in het gesprek vol aandacht op de ander gericht,’ schreef Fred Batten in zijn necrologie van G.H. ’s-Gravesande, met wie hij werkte aan diens boek E. du Perron, Journalistieke herinneringen uit 1942.
Als letterkundige leefde ’s-Gravesande ‘aan de zelfkant van de literatuur’, zoals hij het typeerde. Hij verdiepte zich in het werk en de ideeën van anderen, zoals voor zijn boek Sprekende schrijvers in 1935. Velen had hij in hun jonge jaren kennen: ‘Het was op een nacht in den Amsterdamschen Kring, dat ik verschillende van de jongere schrijvers heb ontmoet. Bij elkaar zaten toen Victor E. van Vriesland, Henrik Scholte, Jan Campert en Menno ter Braak. Scholte en Ter Braak waren toen nog student en tusschen de luidruchtige troep maakte Ter Braak den indruk van kalm te zijn, al was hij niet saai. Een bezadigd student.’ Met Ter Braak zou ’s-Gravesande werken bij Het Vaderland, een Haags dagblad met ruime aandacht voor kunst en cultuur, en in 1947 bezorgde hij de Verzamelde gedichten van de in 1943 gestorven Campert.
Net als ’s-Gravesande kwam kunstenaar Paul Louis van Eeden uit Nederlands-Indië. Hij was werkzaam in Den Haag, waar hij lid werd van genootschap Pulchri Studio. In 1955 was hij een van de oprichters van de Haagse Aquarellisten. Schilder en schrijver moeten elkaar gekend hebben uit het Haagse culturele leven in deze jaren.