Hans van Zijl
(1910-1963)Joanna Maria Jannetta (‘Hans’) van Zijl schrijft op jonge leeftijd haar eerste gedichten. Traditioneel, wat puberaal, religieus van toon. Haar contacten met roomse intellectuelen rondom het tijdschrift De Gemeenschap maken haar toon moderner, en onderwerpen als film, dans en muziek doen hun intrede in haar poëzie.
Hans van Zijl - Mijn vrouw de dichteres
door Otto B. de Kat (1907-1995)Als Hans van Zijl in 1941 ten behoeve van de – vanwege de oorlog nooit verschenen – encyclopedie Onze letterkundigen een vragenformulier moet invullen, noteert ze bij ‘Tegenwoordige betrekking(en)’: ‘Huisvrouw en model voor portretten’. Het feit dat ze in 1939 haar eerste dichtbundel, weliswaar in niet al te hoge oplage, had gepubliceerd, vindt ze blijkbaar niet noemenswaardig. Dat ze een weinig hoge dunk heeft van haar eigen schrijfkwaliteiten blijkt ook uit de brief aan de vooraanstaande criticus en dichter Anton van Duinkerken, waarin ze zichzelf ‘een simpele pennelikster van het derde plan’ noemt.
Wel is het waar: Van Zijl heeft vaak model gestaan. In 1930 was ze getrouwd met schilder Otto B. de Kat, die zijn echtgenote met grote regelmaat tot onderwerp verkoos. Ook schrijvers en kunstenaars als Mari Andriessen, Dirk Coster en Albert Kuyle vielen stuk voor stuk voor haar charmes.
Noemde Helman haar ooit veelbelovend, Van Zijls schrijfkunst kwam nooit echt van de grond. Regels als ‘iedre man is groot en vol van kracht / en iedre vrouw is week en vol verlangen’ en het beeld van de man die op ‘een wit paard zonder haam’ komt aanrijden hebben de tand des tijds niet doorstaan. Ook haar huwelijk kent geen goed einde; het echtpaar groeit na de Tweede Wereldoorlog uit elkaar. De Kat schrijft: ‘Zolang we elkaar niet gezien hadden was alles goed. Maar toen. Toen we elkaar ‘gezien’ hadden zagen we ook anderen, anderen. En we werden voor elkaar ook anderen.’
In 1961, na dertig jaar huwelijk, verlaat hij zijn vrouw. Van Zijl heeft het er moeilijk mee, zo schrijft ze hem: ‘Maar jij bent nu eenmaal mijn wederhelft, ik heb een Otto amputatie ondergaan en ik strompel wel als ik niet normaal kan gaan.’ Twee jaar later overlijdt Van Zijl plotseling, op 53-jarige leeftijd. Zelfmoord wordt vermoed, maar is nooit bewezen.
Hans van Zijl
door Otto B. de Kat (1907-1995)‘Hans van Zijl was de eerste, nog zeer jonge vrouw die zich bij het omstreeks 1925 gestarte tijdschrift De Gemeenschap als medewerkster aanmeldde met een aantal, naar het de redactie toescheen, niet onverdienstelijke, in elk geval ‘veelbelovende’ gedichten,’ volgens Albert Helman, redacteur het katholieke tijdschrift De Gemeenschap. Van Zijl was op dat moment 17.
Ze ontroerde Helman ‘ook door haar eensdeels pessimistische, anderdeels fatalistische, maar dappere opvattingen’. Hij was niet de enige, mederedacteur Albert Kuyle was eveneens gecharmeerd van de jonge dichteres. Van Zijl zou begin 1928 debuteren in het tijdschrift, en ook in de komende jaren publiceren in De Gemeenschap, meestal met slechts enkele gedichten. Later zou zij in het eveneens katholieke Roeping en in De Stem publiceren.
Rond de periode dat ze kennismaakte met Helman en anderen rond De Gemeenschap, leerde Van Zijl de jeugdige Otto B. de Kat kennen via haar oudere zuster, die getrouwd was met een andere ‘opkomende’ schilder. Een jaar voor hun trouwen schilderde De Kat dit eerste, liefdevolle portret van zijn aanstaande, na al wel enkele portrettekeningen van haar te hebben gemaakt. Hij zou Van Zijl vaak portretteren en illustreerde een deel van haar werk.
Het echtpaar mengde zich na hun huwelijk al snel in het wat behoudende Haarlemse kunstleven. Ongetwijfeld heeft Van Zijl geprofiteerd van De Kats contacten. Op zijn beurt kwam hij door zijn vrouw in contact met schrijvers als Dirk Coster, Anton van Duinkerken, Maurits Mok en eerder genoemde Albert Helman. Enkelen van hen zou hij ook portretteren.
Hans van Zijl
door Kees Verwey (1900-1995)‘In de krant vanavond: Hans de Kat-van Zijl plotseling overleden. Eens de “jongste dichteres” van Nederland, nu een verlaten vrouw met schrale roem en waardering in beperkte kring’ schrijft dichter Barend Rijdes op 3 december 1963 in zijn dagboek. Als dichter was Van Zijl inderdaad weinig bekend, ze publiceerde slechts twee bundels, en los nog wat gedichten in diverse, met name rooms-katholieke, tijdschriften. Haar bescheiden aanwezigheid in de Nederlandse letteren resulteerde in de wat denigrerende behandeling die wel meer schrijfsters in die tijd ten deel viel: G.H. ’s-Gravesande schrijft naar aanleiding van haar overlijden in Het Vaderland: ‘Talent had Hans van Zijl zeker al was het dan niet groot’. En in de toch uitvoerige bloemlezing van de Nederlandse poëzie van Victor E. van Vriesland komt ze niet voor.
Van Zijl was echter wel tamelijk actief – al trad ze zelden op de voorgrond – in het Haarlemse culturele leven. Zo was ze verbonden aan de bekende sociëteit Teisterbant, waar ze jarenlang bestuurslid was. Daar zal ze vaak Kees Verwey, de maker van dit portret, tegen zijn gekomen. De twee zullen elkaar ook kennen via Otto B. de Kat, jarenlang Van Zijls echtgenoot. De Kat en Verwey waren beiden in de jaren dertig leerling van Henri Frédéric Boot, en in 1945 richtten de twee schilders de Hollandse Aquarellistenkring op. Om de belangstelling voor de waterverfkunst aan te wakkeren en ook om een nieuwe impuls te geven aan het kunstleven in Haarlem.
Het Literatuurmuseum heeft diverse schrijversportretten van Verwey in zijn collectie – onder meer van Godfried Bomans en Victor E. van Vriesland –, maar dit ongedateerde portret van Van Zijl is de enige aquarel. Wat dit portret gemeen heeft met Verweys andere schrijversportretten uit de collectie is dat de geportretteerden de schilder niet aankijken, maar allen en profil zijn afgebeeld en verzonken lijken in een boek dan wel hun eigen gedachten.