H.W.J.M. Keuls
(1883-1968)H.W.J.M. Keuls
door Conrad Kickert (1882-1965)H.W.J.M. Keuls was 79 toen hij in 1961 de P.C. Hooft-prijs in ontvangst mocht nemen. Het Algemeen Dagblad noemde het ‘een late, maar welverdiende, onderscheiding voor een dichterschap, dat pas na de Tweede Wereldoorlog werd erkend’.
Zo’n vijftig jaar eerder, in 1910, was hij in De Gids gedebuteerd, maar pas in 1920 bracht hij zijn gedichten voor het eerst bijeen in de bundel In den stroom. Met onder anderen J.C. Bloem, A. Roland Holst en J. Greshoff behoorde hij tot de dichtersgeneratie van 1910. Zijn bezonnen, weemoedige, soms naar het mystieke neigende gedichten goot hij, zoals veel van zijn generatiegenoten, in een streng traditionele vorm met veel volzinnen. Aanvankelijk sloeg zijn werk niet zo aan, hij zou pas eind jaren veertig doorbreken toen zijn gedichten werden gebundeld in vier delen Verzamelde gedichten.
Paul Rodenko zag een overeenkomst met dichters als J.H. Leopold en M. Nijhoff, die net als Keuls het woord als ‘iets negatiefs’ zouden ervaren, ‘niet als een helpende maar als een tegenwerkende kracht. Deze dichters zouden eigenlijk willen zwijgen, de stilte is hun eigenste domein, en het spreken, het woorden op papier zetten, beleven zij als een schennis, een zondeval’. Zelf zei Keuls over het dichterschap: ‘De dichter beweegt zich in een schijnwereld, die zijn eigen schepping is, en met de buitenwereld weinig punten van contact heeft, zodat hij daarvan vervreemd raakt.’
Conrad Kickert – die ook Greshoff schilderde en lange tijd bevriend met hem was – was een van de oprichters van de Moderne Kunstkring. Hij en Keuls hebben elkaar persoonlijk gekend, want in 1915 al werd Keuls door Kickert aangesteld als juridisch adviseur.