Zoeken

Ina Boudier-Bakker

(1875-1966)

‘Je blijft alleen, naast wie je ook leeft…’ Haar psychologisch inzicht maakte van Ina Boudier-Bakker geen optimistische schrijfster. Het onvermogen een ander echt te kennen en de eenzaamheid die je daardoor ervaart vormen de kern van haar werk, en haar inlevingsvermogen maakt dat je haar gelooft. In De klop op de deur spelen vrouwenemancipatie en de arbeidersbeweging een grote rol.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Ina Boudier-Bakker. Gemaakt door: Isaac Israels
Vervaardigd 1925
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 50 x 41 cm

Ina Boudier-Bakker

door Isaac Israels (1865-1934)

Ina Boudier-Bakker schrijft in april 1925 aan haar uitgever: ‘Is. Israels heeft weer eens een portret van me geschilderd. Ik vind het duizend jaar te jong, maar hij niet.’ Zij was op dat moment een succesvolle romanschrijfster en ook de impressionistische schilder Israels was op het toppunt van zijn roem.

‘Hij had eigenlijk helemaal geen gevoel voor of verstand van mijn werk, maar dat liet mij koud.’ Boudier-Bakker en Israels kenden elkaar goed en waren zeer op elkaar gesteld. Het verhaal gaat dat hij in deze periode verliefd op haar was. Volgens Boudier-Bakker-kenner Gé Vaartjes is dit een van de meest karakteristieke portretten van de schrijfster en heeft Israels ‘de beheerste weemoed en de innerlijke strijd waarmee Boudier-Bakker toentertijd worstelde’ goed getroffen. De depressie waar ze mee kampte klonk volgens hem ook al door in de novelle De straat (1924), over de roddelende notabelen van een denkbeeldig, bekrompen provinciestadje, die zich als de kermis neerstrijkt in hun straat geconfronteerd voelen met hun eigen tekort. Vooral hun vrouwen ervaren frustraties, teleurstelling en verveling. Lezers vangen in het verhaal een glimp op van Boudier-Bakker: ‘Zo-even nog was zij langs gegaan, grote opzichtige blonde vrouw in 't zwart met de brede wapperende verenhoed – een uitdagende verschijning die hier niet paste. Neen, die paste hier niet’.

Tijdens het schilderen van dit portret werd Israels steeds gehinderd door een blaffende hond, waardoor hij niet tevreden was met het resultaat en het nog even liet staan. Na zijn dood in 1934 informeerde ze of hij het portret had afgemaakt, waarop een familielid het haar schonk. Het kreeg een ereplaats in haar huis. Na haar dood kwam het schilderij in het bezit van haar verzorgster, die het aan het museum legateerde.