J.F. Helmers
(1767-1813)J.F. Helmers
door Jacob Smies (1764-1833)‘Ik juich! Geen hooger heil heeft ooit mijn ziel gestreeld,/ Dan dat ik, Nederland! ben op uw’ grond geteeld, /Dat van den heldren glans die van u af mogt stralen,/ Een nietig sprankjen, op mijn’ schedel af mag dalen.’
Al op jonge leeftijd wijdde J.F. Helmers zich aan de poëzie, maar hij werd vooral bekend door zijn laatste, epische dichtwerk De Hollandsche natie, uit 1812, een verheerlijking van het Nederlands verleden. Hij schreef het in een periode dat Napoleon Bonaparte Nederland had ingelijfd. Met zijn werk wilde Helmers de Nederlandse voorvaderen in herinnering roepen en de oude roem herstellen. Eerder had hij zich al kritisch uitgelaten over de Franse bezetting in Lijkzang op het graf van Nederland en Aan het vaderland. De Fransen waren weinig enthousiast en censureerden De Hollandsche natie. Daarbij zou Helmers gevangengenomen worden, ware het niet dat hij net was overleden toen de politie kwam om hem over te brengen naar Parijs.
Rond Helmers overlijden was ‘buiten zijn wil en weten’ dit portret door Jacob Smies verschenen, gebaseerd op het Parijse portret uit 1803 waarop hij was geportretteerd met ‘ordinairen neus, zonder blazoen van geleerdheid er op’. Collega en vriend Jan van ’s Gravenweert schreef over dit portret dat Helmers nooit met bril vastgelegd had willen worden. Smies kende Helmers en kon zich de dichter niet anders voorstellen ‘dan als ziende door een bril’. Hij heeft de bril er uit het geheugen bij getekend. Later zijn er van andere kunstenaars prenten verschenen die zich weer baseerden op dit portret-met-bril.
Behalve schilder van portretten, stadsgezichten en landschappen was Smies een bekend boekillustrator en karikaturist. Hij was poorter van Amsterdam en ontving in 1803 een zilveren erepenning voor het best getekende academiebeeld.