Johan W. Schotman
(1892-1976)Van vele markten thuis: dat was Johan W. Schotman. Hij was psychiater en filosoof, hij dichtte en schreef proza, essays en toneel en gold als kenner op velerlei gebied: van China tot bijen. Tijdens de oorlogsjaren legde hij zich toe op het schilderen en met het geven van kunstgeschiedenisonderwijs. Op zijn vijfenzestigste begon hij ook nog eens aan een carrière als museumdirecteur, en wel van het Provinciaal Overijssels Museum te Zwolle.
Zelfportret
door Johan W. Schotman (1892-1976)Johan W. Schotman was een schrijver ‘die niet op den voorgrond pleegt te treden in het letterkundig leven en wiens figuur men daarom licht over het hoofd ziet’, schrijft Elseviers Geïllustreerd Maandschrift in 1932. ‘Ten onrechte evenwel: er is voor den toegewijden beschouwer veel schoons te ontdekken in Schotman’s poëzie.’ Hij was in 1919 gedebuteerd met de dichtbundel Van de wankele morgen. Maar van beroep was Schotman arts: eerst huisarts in Oegstgeest, in de jaren 1921-1927 arts bij havenprojecten in China en later psychiater in verschillende Nederlandse inrichtingen. In 1939 vestigde hij zich als zenuwarts in Bussum.
Schotman vertaalde tal van boeken – uit het Latijn, Engels en het Chinees. Veel van die werken gingen over Azië, zoals Mijn volk en mijn leven — de memoires van de Dalai Lama. Zijn belangstelling voor Azië spreekt ook uit zijn eigen werk, zoals het lange gedicht ‘Higo. Een Japans sprookje’ (1921) en Het vermolmde Boeddhabeeld, zijn driedelige reeks reisverhalen over China. J. Slauerhoff, die scheepsarts was geweest in China, hielp Schotman bij het samenstellen van Cloisonné, een bloemlezing uit Schotmans Chinese verzen.
Al op zijn zesde was Schotman gegrepen door het Oosten, toen hij een ‘prentenboek met Chineesjes’ kreeg, zei hij in 1967 in een interview met het Nieuwsblad van het Noorden. De krant typeert hem als een ‘kamergeleerde met open vizier’. Hij ‘is moeilijk te verleiden tot het praten over zichzelf, zijn filosofische en psychologische belangstelling, de literatuur en vooral China, dat zijn zijn raakvlakken. Hij omschrijft zichzelf als “een zoeker naar wijsheid en schoonheid”. Hij is waarschijnlijk één van de laatste denkers uit de traditie van humanisten met een bijna universele interesse.’