Louis Couperus
(1863-1923)Louis Couperus
door Francisca Kalmijn (1960)‘Wij zijn de schoonheid, omdat wij de Herinnering zijn, de Weemoed: omdat wij in het Zuiden zijn wat lokt je noordelijke ziel; het vage: weemoed, herinnering: omdat wij zijn: de Droom...’ Met dit Couperus-citaat opent het boekje dat Francisca Kalmijn maakte over haar zestien Couperus-schilderijen. Na haar academiejaren ervoer ze voor het eerst vrijheid en begon ze al zijn boeken te lezen. Twee jaar later was haar Couperus-reeks af: het was de enige serie die ze maakte omdat ze hem wílde maken, uit eigen fascinatie, ‘het gebeurde gewoon’. ‘De sfeer van die oude tijd deed me denken aan bij mijn oma thuis, om kwart voor vier was er altijd thee, bijvoorbeeld. Die structuur, de veiligheid om te weten hoe alles werkt, dat las ik in zijn boeken. Maar tegelijkertijd was het een gevangenis, want in de wereld van het oude geld verveelde men zich kapot.’
Couperus kon sferen vangen, het geheimzinnige, het nostalgisch verlangen, de melancholie. Hij had de vlucht van de verbeelding, kon eindeloos uitweiden over de menselijke psyche. In Den Haag bezocht Kalmijn zo’n twintig plekken die een rol spelen in zijn romans. Haar doeken tonen het soort ruimtes, de kamers, de sfeer. Op dit schilderij is op de wand onderaan het portret van Couperus te zien. Het is geïnspireerd op dit fragment uit de roman Metamorfoze:
In Aylva’s kamer was het heel stil: avondstilte van werken bij lamplicht, in een kleine nauwe huiselijkheid van fotografieën, oude kerkbrokaten en gipsafgietsels tegen de muur. En hij zag niet zijn kamer. Hij zag alleen dien Eéne, retrospectief in zijne jeugd…
Toen ging zijn pen hem schrijven, in de avondstilte, na het visioen.
…
In Indië.
Te Batavia, een particuliere school,…
Na Couperus las Kalmijn Proust en begon ze meer en meer natuurschilderijen te maken, en tegenwoordig maakt ze veel waterschilderijen.
Louis Couperus
door Peter Donkersloot (1959)‘Ik schijn wel een Hagenaar geboren te zijn, maar kan er soms niet aan geloven,’ schreef Louis Couperus, die tijdens zijn jeugd acht jaar in Nederlands-Indië verbleef. Toen hij op zijn vijftiende terugkeerde naar Nederland, kon hij er moeilijk aarden. Het leven hier was zo kleurloos. Gretig zocht hij de kleur en schoonheid in de kunsten.
Couperus debuteerde met gedichten, maar ontdekte snel dat het schrijven van proza zijn kracht was. In 1888 verschijnt Eline Vere als feuilleton in het Haagse dagblad Het Vaderland. Het is het verhaal van een jonge, nerveuze vrouw die door het noodlot bepaald tot zelfmoord wordt gedreven. Het feuilleton is populair; het verhaal wil zelfs dat mensen in de tram elkaar aanspreken: ‘Heb je het al gehoord? Eline is dood.’
De mondain aangelegde en kosmopolitische Couperus woonde een tijdje in Frankrijk, en reisde vaak en ver, reizen die ook in zijn werk doorklinken. Hij maakte zijn lezers deelgenoot van uiteenlopende werelden. Die van de decadente Haagse aristocratie, van het mystieke Nederlands-Indië, van het warme Zuiden en die van de klassieke oudheid. Hij toonde zich een sensitief waarnemer die milieus scherp portretteert, in een geheel eigen, verfijnde, zwierige, ietwat overdadige stijl. Zijn werk is ook bij buitenlandse schrijvers, zoals Oscar Wilde, zeer gezien.
Dit kleurige, moderne doek van Peter Donkersloot is gebaseerd op een bekende foto uit 1917, waarop Couperus staat afgebeeld als de sensitieve dandy waar veel mensen hem voor houden. Donkersloot werkte voor dit portret in de laag-over-laagtraditie: transparante lagen over elkaar geven het schilderijen de kenmerkende diepte.