Marijke Höweler
(1938-2006)Lichtvoetig over zware thema’s schrijven: dat doet Marijke Höweler, geboren Van Dalen, in romans, verhalenbundels en toneelstukken. Op bijna cabareteske wijze gaat ze de eigenaardigheden van het moderne leven te lijf, wat een scherpzinnig en geestig – maar daarom ook wat tijdgebonden oeuvre heeft opgeleverd.
Marijke Höweler
door G. Bergman (1938-2006)We zien hier een jonge Marijke Höweler, eigenlijk voor ze Höweler is. De twintigjarige Marijke van Dalen studeert in 1958 aan de Sociale Academie in Amsterdam, waar ze twee jaar later eindexamen zal doen. Ze wordt maatschappelijk werker en schrijft daarnaast liedjes en sketches voor onder meer het cabaretgezelschap Lurelei.
Weer twee jaar later, in 1962, treedt ze in het huwelijk met zakenman Ype Höweler en zoals in die tijd te doen gebruikelijk ruilt ze haar eigen naam in voor die van haar man zodat ze – nog weer twee jaar later – als Marijke Höweler debuteert met Tranen van niemand. De bundel prozagedichten en kleine verhalen blijft echter vrijwel onopgemerkt. Deze lauwe ontvangst lijkt een domper te zetten op haar literaire ambities, want de komende achttien jaren publiceert ze alleen academisch werk. Ze wordt klinisch psycholoog, werkt als wetenschappelijk medewerkster en zet daarnaast een eigen praktijk op.
Dan verschijnt in 1982 Van geluk gesproken. De roman wordt omarmd als de literaire verrassing van het jaar en beleeft gelijk zes herdrukken. ‘Een chroniqueur van het moderne leven,’ wordt Höweler genoemd, ‘met een scherp oog voor het wel en wee (vooral het laatste) dat daar eigen aan is, zoals huwelijksproblemen, moeizame ouder-kindrelaties, leegte, midlifecrises, de onmacht van hulpverleners’. In 1987 wordt de roman, die samen met Bij ons schijnt altijd de zon (1983) en Ernesto (1984) een trilogie vormt, verfilmd door Pieter Verhoeff.
Höweler wordt fulltime schrijfster: er verschijnt vrijwel jaarlijks een boek van haar. Ze treedt op in tv-programma's en neemt zitting in diverse literaire jury's. Na 1994 wordt het stil rond de schrijfster, tot ze in 2002 Onder de gordel publiceert, drie jaar later gevolgd door Over de streep, de roman die haar laatste zou blijken te zijn.
Marijke Höweler
door Dorinde van Oort (1946)‘De feestdagen, een deadline, een model is uitgevallen…. Marijke Höweler staat op mijn lijstje, én woont vlakbij’. En dus belt Dorinde van Oort, die voor Elegance schrijvers bij haar in het atelier ‘dubbel portretteert’, de schrijfster op. Die accepteert de uitnodiging, maar schrikt toch even als het blijkt dat niet enkel om een interview gaat, maar dat Van Oort haar ook zal tekenen: ‘O , meisje!’
‘Ze lijkt zwijgzaam, behoedzaam, sober, niet ijdel,’ merkt Van Oort op als het zover is. Uit het gesprek met Van Oort komt duidelijk een schrijfster naar voren die het niet zo opheeft met het literaire leven. Recepties haat ze. Ze heeft haar eigen vrienden, al lijden die wat onder haar schrijverschap. ‘En is een boek af en heb je ineens wel tijd, dan kun je ze moeilijk opeens gaan bestellen’, vertrouwt ze Van Oort toe.
Dat Höweler voor ze in 1985 fulltime ging schrijven klinisch psycholoog en therapeut was, wordt snel duidelijk. In no time lijkt Höweler Van Oorts hele doopceel te hebben gelicht. Aan het eind van de sessie bedenkt Van Oort: ‘Ik ben misschien niet veel wijzer over haar geworden. Maar des te meer over mezelf.’
En het portret? Van de eerste schets schrok Höweler, de tweede was al beter en de vierde is tenslotte oké, vindt de schrijfster: ‘Een beetje spastisch, maar dat moet ook wel. Op mijn hoede, argwanend. Maar toch wel met iets geestigs, hè?’