Zoeken

Martien Beversluis

(1894-1966)

Van links tot uiterst rechts: Martien Beversluis heeft met vrijwel alle politieke winden meegewaaid. In de jaren dertig schreef hij poëzie waaruit een sterke sociale bewogenheid spreekt, evenals enkele pacifistische gedichten. In 1939 bekeert hij zich echter tot het fascisme en nationaalsocialisme – en dat was het begin van het eind van zijn literaire invloed.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Martien Beversluis en Dignate Robbertz . Gemaakt door: Han van Meegeren
Vervaardigd 1942
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 90 x 53,5 cm

Martien Beversluis en Dignate Robbertz

door Han van Meegeren (1889-1947)

Bijzonder trots was nazi-topstuk Hermann Göring, die een enorme kunstcollectie bijeen gekocht en geroofd had, op de Vermeer die hij in 1942 voor veel geld wist aan te schaffen. Als na de oorlog bekend wordt dat hij het schilderij van Han van Meegeren heeft gekocht, staat deze voor een groot dilemma: tien jaar vastzitten voor collaboratie met de nazi’s of bekennen dat niet Vermeer, maar híj het geschilderd heeft?

Van Meegeren besluit op te biechten dat hij de Vermeer vervalst heeft, net als vele andere werken van Hollandse Meesters die hij heeft verkocht. Om zijn ‘onschuld’ te bewijzen, schildert hij onder toezicht een nieuwe ‘Vermeer’. Het resultaat is overtuigend en Van Meegeren wordt veroordeeld tot slechts één jaar gevangenisstraf voor vervalsing. Hij overlijdt voor hij die uit moet zitten, in 1947. Maar hij staat wel te boek als de man die Hitlers tweede man een grote loer heeft weten te draaien.

Toch lijkt het erop dat Van Meegeren wel degelijk nazisympathieën had. Zo publiceerde hij in 1942 een groot, in rood en zwart gebonden boek Teekeningen, met daarin 20 ‘bloed-en-bodem’-gedichten van zijn vriend en NSB’er Martien Beversluis. Er schijnt een exemplaar te bestaan met een liefdevolle opdracht aan Adolf Hitler.

In 1942 maakte Van Meegeren ook dit dubbelportret van Beversluis en zijn tweede vrouw, schrijfster Dignate Robbertz. Twee jaar later prijkt dit schilderij op de cover van Beversluis’ dichtbundel Het zaad. Ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag werden de gedichten van deze bundel integraal voor de radio gedeclameerd, mét begeleiding van een symfonieorkest. In 1944 wordt Beversluis ook benoemd tot NSB-burgemeester van Veere en Vrouwenpolder.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Martien Beversluis. Gemaakt door: M. Dobbelman
Vervaardigd 1946
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 60 x 45 cm

Martien Beversluis

door M. Dobbelman (leefjaren onbekend)

In 1920 publiceerde Martien Beversluis zijn eerste, redelijk ontvangen dichtbundel Zwerversweelde. Zijn vermogende zwager stelde hem in staat zich aan de letteren te wijden. Hij werkte voor de VARA-radio, was lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij en aanvankelijk verontrustte de opkomst van het fascisme hem dusdanig dat hij antimilitaristische gedichten schreef. Hij zocht toenadering tot de Communistische Partij in Nederland om kort daarna radicaal van opvatting te veranderen en helemaal rechts in het politieke spectrum terecht te komen.

In 1938 werd Beversluis redacteur van De Nieuwe Gids. Het blad was na de dood van Willem Kloos gekocht door miljonairszoon Alfred Haighton, een rabiate antisemiet die in dit tijdschrift zijn eerste poëzie had gepubliceerd. Onder zijn leiding voer het blad een nationaalsocialistische koers. In oktober 1940 werd Beversluis lid van de NSB en in 1942 van de Nederlandse SS. Als lector voor het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten bepaalde hij wat er nog aan boeken kon verschijnen. Zelf bleef hij dichtbundels publiceren. Beversluis zei in 1960: ‘Ik dacht nog altijd socialistisch en voelde ook voor de natie. Ik dacht: misschien wordt het wel wat.’

Bit portret stamt van net na de oorlog. Beversluis was geïnterneerd, maar in 1947 werd hij op medische en psychiatrische gronden ontslagen van rechtsvervolging. Bij de Perszuivering kreeg hij een verbod van twintig jaar voor journalistieke publicaties. De Eereraad voor de Letterkunde, onder leiding van F. Bordewijk, besliste dat hij tien jaar geen werk mocht uitbrengen, wat in hoger beroep werd teruggebracht tot drie jaar. Er is wel gesuggereerd dat ook hij schreef onder de naam Dignate Robbertz, het pseudoniem van zijn tweede vrouw. Tot zijn dood bleef hij actief, hij schreef voornamelijk religieus getinte verzen.