Nico van Suchtelen
(1878-1949)Nicolaas Johannes van Suchtelen is nu vrijwel vergeten, maar deze met de arbeidsbeweging sympathiserende jonkheer was in de eerste helft van de vorige eeuw een succesvolle schrijver, dichter, vertaler en uitgever. Hij was humanist en zag literatuur als een manier om zijn lezers te verheffen. Voor hem was, zo stelde Max Pam in HP/De Tijd, schrijven een ‘zedelijke aangelegenheid’ die tot een ‘nobel resultaat’ moest leiden.
Nico van Suchtelen
door Pam G. Rueter (1906-1998)‘Voor mijzelf hebben al de kleine feitjes en draadjes van mijn levensloop wel elk hun bijzondere waarde; mijn herinnering koestert ze alle in een zachten glans van verteedering, ook de eens droeve en smartelijke,’ schrijft Nico van Suchtelen in 1915 in zijn briefroman De stille lach. Zien we hem hier ook met vertedering terugkijken? In 1938 vierde hij zijn zestigste verjaardag en had hij nogal wat om op terug te blikken. Hij had natuurwetenschappen, sociologie en economie gestudeerd en later ook psychologie en filosofie. Als student was hij betrokken geweest bij Frederik van Eedens kolonie Walden, waarvan hij in 1906 in Quia Absurdum ironisch en gefictionaliseerd verslag deed. Hij schreef tal van gedichten, romans en beschouwelijk werk, en vertaalde werk van Dante, Spinoza, Shakespeare en Freud. Sinds 1913 was hij verbonden aan uitgeverij de Wereldbibliotheek, opgericht als de Maatschappij tot Verspreiding van Goede en Goedkoope lectuur, waarbij onder ‘lectuur’ overigens ook werk van schrijvers als Tolstoj, Goethe en Couperus werd gerekend. Sinds 1925 was Van Suchtelen directeur van deze uitgeverij die zich het ‘verheffen van de massa’ ten doel stelde, via betaalbare publicaties.
Van Suchtelen is hier geportretteerd door Pam G. Rueter, met wie hij hecht bevriend was. De kunstenaar was al jaren een vaste illustrator – met name houtsneden – en bandontwerper voor de uitgeverij en Van Suchtelen wist hem ook bij vertalingen voor andere uitgeverijen te betrekken. In 1930 had hij ook Leo Simons, de oprichter van De Wereldbibliotheek, geportretteerd. In 1941 wordt Rueter in de Oprechte Haarlemse courant geprezen om zijn expressieve portretten, waarbij ook dit portret wordt aangestipt. De portretten ‘frappeeren door de uitnemende gelijkenis waarmede hij den mensch karakteriseert’, zo schrijft de krant. In de portretten ‘is het innerlijke leven van zijn model als ’t ware herboren’.