Phiny Dick
(1912-1990)Phiny Dick
door Hans G. Kresse (1921-1992)In 1935 trouwde Phiny Dick met haar jeugdliefde Marten Toonder. Hoewel ze opleidingen had gevolgd voor apothekersassistente en verpleegster, wilde ze het liefst tekenen en illustreren. Dit leerde ze via de schriftelijke cursus The Art of the Illustrator van Percy V. Bradshaw. Later kreeg ze les van Eterman, pseudoniem van de beeldhouwer Joannes Diekmann (vereeuwigd in het Tom Poes-personage Terpen Tijn). In het jaar van haar trouwen verscheen in het tijdschrift Extra Magazine haar strip Doris en Daantje, waar Toonder overigens hoogstwaarschijnlijk aan heeft meegewerkt. Met hem maakte ze in elk geval de strip Thijs IJs. Ook publiceerde ze tussen 1939 en 1949 een tiental kinderboeken, waarvan de Miezelientje-reeks, over de poes ‘die alleen maar tot zevenentwintig kon tellen’, het bekendste was. Haar verhalen vol dieren en sprookjesfiguren, waarin conflictloze harmonie een terugkerend thema is, illustreerde ze vaak zelf of werden door Toonder geïllustreerd. Zij schreef dan weer de onderschriften van zijn eerste zes Tom Poes-strips. In haar ogen was Miezelientje de zus van Tom Poes, haar Wol de Beer verwant aan Toonders Ollie B. Bommel.
Ze was eveneens actief in de door Marten opgezette Toonder Studio’s. Hij verzamelde er de grootste talenten om zich heen en tal van tekenaars, animators en schrijvers, onder wie Thé Tjong-Khing, Paul Biegel en Jan Kruis, kregen hier de mogelijkheid zich te ontwikkelen. De studio zou uitgroeien tot een grote producent van strips, tekenfilms en reclameboodschappen. Ook de maker van dit portret, Hans G. Kresse, begon bij de studio zijn carrière. Hij maakte onder meer omslagen voor het Tom Poes Weekblad. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon hij, in samenspraak met Toonder, een strip over de vikingheld Eric de Noorman, een van de klassiekers van het Nederlandse beeldverhaal.
Zelfportret
door Phiny Dick (1912-1990)‘Zeven dagen voor haar heengaan legde ze de laatste hand aan het enige zelfportret dat ze ooit schilderde,’ schrijft zoon Eiso Toonder in 1990 in Viking over dit zelfportret van Phiny Dick, dat zich nu in de collectie van het Literatuurmuseum bevindt. ‘Een reproductie hangt nu aan m’n muur en kijkt me met een zachte blik aan. De kleine glimlach vertelt me dat ze in vrede leeft. Leefde.’
Phiny Dick leerde Marten Toonder in de tweede helft van de jaren twintig kennen, ze was zijn buurmeisje. Tijdens een schoolbal sloeg de vonk over en vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk. Ze hadden veel gemeen, niet alleen hadden beiden een vader die kapitein was, ze deelden de belangstelling voor ‘het hogere’, het mystieke. En net als hij bleek zij een talent voor tekenen en schrijven te hebben. De twee zullen dan ook veel samenwerken. ‘We hadden gewoon een gelukkig huwelijk, we interesseerden ons voor elkaars werk. Binnen het gezin was Phiny de verbindende schakel,’ aldus Marten.
‘Ze glimlachte de wereld toe,’ merkt Eiso Toonder op en hij memoreert hoe de aanwezigheid van zijn moeder gedurende de vijfenvijftig huwelijksjaren van groot belang is geweest voor zijn vader. Niets, of het nu een strip, een illustratie of een brief was, ging de deur uit zonder dat zij er een blik op had geworpen. Ze was de eerste en enige oplettende lezer wier oordeel hij onontbeerlijk achtte, aldus Eiso. ‘Zijn werk was aan haar opgedragen en gemaakt voor haar zachte glimlach. Gelukkig heeft ze die vastgelegd in haar zelfportret en is die daardoor blijvend geworden.’