Simon Vinkenoog 
(1928-2009)Simon Vinkenoog was het Parijse middelpunt van de experimentele Vijftigers-generatie, hij had contacten met Amerikaanse beatdichters en hij zette de performing poets op de kaart. Zo speelde hij een belangrijke rol in de naoorlogse Nederlandse literatuurgeschiedenis. Aan het eind van zijn leven zien de jonge slamdichters hem als voorbeeld en groeit zijn populariteit zienderogen, ook door zijn aanstekelijke optredens.
Simon Vinkenoog
door Van der Vegt (1953)‘Simon Vinkenoog blijft een ontwapenende en irritante evangelist die ons oproept om te leven. Zijn evangelie is een hutspot van christendom, boeddhisme en bebop, al dan niet overgoten met een sausje psychedelica’, aldus Karel Soudijn in 1978 in NRC. Schilder Van der Vegt legt de dichter vast tegen de achtergrond van Ruigoord, de kunstenaarskolonie bij Amsterdam, waar Vinkenoog een graag geziene gast is. Hij poseerde in het atelier van Van der Vegt en draagt een djellaba, zijn eigen kledingwens. Het bruine medaillon linksonder is de Ruigoordtrofee. Op zijn portret is een vreugdevuur te zien, dat ook in werkelijkheid oplaaide na zijn begrafenis in 2009.
Vinkenoog had een bijzondere band met Ruigoord; hij heeft er niet gewoond en gewerkt, zoals de schrijvers en oprichters Gerben Hellinga en Hans Plomp, maar als er wat te vieren was voor de grote wereld, dan was hij erbij, aldus Van der Vegt. Vinkenoogs positieve energie was fenomenaal, hij stond dan op de tafel te oreren.
Hier op dit portret is hij al oud, en dat zie je terug in zijn oogopslag. ‘Bij zo’n poseersessie is de geportretteerde net zo hard aan het werk als ik. Samen ben je bezig om er een mooi schilderij van te maken.’ Het doek maakt deel uit van de Ruigoordvariaties (2010-2020) met portretten van mensen die belangrijk zijn geweest voor Ruigoord, met steeds dezelfde horizonlijn, de dijk rond Ruigoord. Zesendertig andere doeken zijn verwoest door brand in de opslag in Haarlem. Dit Vinkenoog-portret werd gespaard doordat het was uitgeleend aan het Literatuurmuseum.
Van der Vegt kwam in de jaren tachtig vanuit Groningen naar Amsterdam en Ruigoord om paard te rijden, en is er gebleven. De stal van zijn paard Boudicea – zij werd zesentwintig jaar oud – werd zijn atelier. Zijn atelier deelt hij nu met zijn paard Zendor, een zoon van Nederlands kampioen Manno.