Willem de Mérode
(1887-1939)Willem de Mérode
door Alfred Löb (1883-1959)De calvinistische dichter Willem de Mérode heeft zelf voor Alfred Löb willen poseren, voor zijn 25-jarig jubileum. Maar het viel hem tegen.
‘Ik was een paar dagen in Den Haag,’ schrijft hij aan een vriend, ‘en, helaas, bijna zonder resultaat. De schilder praat eerst met zijn slachtoffers en gaat dan in zijn hoofd alles na, om na geruimen tijd pas te beginnen. Ik zal dus nog eens terug moeten komen, en dan duurt het 5 à 6 dagen. Het zal wel moeten, maar ik zie er erg tegen op. Het is te vermoeiend.’
Het portret kwam er. Löb was een bewonderaar van De Mérodes werk en het kostte hem moeite het innerlijk van de dichter weer te geven. Zijn hoofd was boers, zijn neus was nog het meest expressieve kenmerk, schrijft hij als hij drie jaar later terugblik. Hij typeert hem als ietwat mensenschuw. Maar dan opeens lukt het, als in een roes. ‘Het was alsof hij tijdens het poseren zijn gekweld innerlijk overwon,’ schrijft Löb, zich onbewust van wat de dichter werkelijk kwelde.
In zijn dagelijks leven was Keuning onderwijzer, totdat hij in 1924 veroordeeld werd tot acht maanden gevangenisstraf wegens seksueel contact met een minderjarige jongen. Hij werd voor drie jaar uit het ambt gezet, maar gaf ook later geen les meer. Na zijn vrijlating wijdde hij zich geheel aan het schrijven, waarbij hij probeerde ‘de tragedie van een onmogelijke liefde’ vorm te geven, aldus zijn biograaf Hans Werkman. Volgens hem schreef De Mérode ‘in de spanning van jongensliefde en een mystieke beleving van christelijk geloof’. De dichter verliet de gereformeerde kerk, maar bleef gelovig.